Cursus 1-§3 Argumenteren/ argumentatiestructuren-Havo3



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik §2 d.m.v. filmpje
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik §2 d.m.v. filmpje
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je feitelijke en waarderende argumenten herkent en hoe je argumentatiestructuren kunt herkennen en gebruiken


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft.



Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve)argumenten.

Slide 4 - Slide

Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar); een waarderend argument kun je niet controleren:
– Ik bestel liever een pizza bij de pizzakoerier in plaats van er zelf een te bakken, want bestellen is veel minder werk. (feitelijk argument)
– Ik bak liever zelf een pizza in plaats van er een bij de pizzakoerier te bestellen, want zelfgemaakte pizza’s vind ik lekkerder. (waarderend argument)

Bekijk andere voorbeelden in je boek

Slide 5 - Slide

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat, De auteur is van mening dat, Onze conclusie is, Dus, Daarom, Kortom en met formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten. 

Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. 

Als een auteur zijn standpunt met een aantal argumenten onderbouwt, gebruikt hij vaak signaalwoorden voor een opsomming.

Slide 6 - Slide

Het standpunt en de argumenten samen vormen een argumentatiestructuur. 
Die kun je in een blokjesschema weergeven, waarbij het standpunt in het bovenste blokje komt te staan en de argumenten in de blokjes eronder

Je werkt bij het invullen van meerdere, gelijkwaardige argumenten uit een tekst van links naar rechts. Als je de tekst in een blokjesschema van boven naar beneden doorneemt, kun je de pijlen lezen als ‘want.

Slide 7 - Slide

Als een schrijver zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie. 

Slide 8 - Slide

Meestal gebruikt een schrijver meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie.
Bekijk de theorie voor andere voorbeelden

Slide 9 - Slide

Een schrijver kan een argument onderbouwen met een subargument/ondersteunend argument.
Dit heet onderschikkende argumentatie.         Voorbeeld:

Bekijk de theorie voor andere voorbeelden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 12 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 13 - Slide

Aan de slag

Slide 14 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Maken:
Voordat je met de opdrachten begint, bekijk je eerst de voorbeelden die in de theorie staan.

Blz. 18-§3 Argumentatiestructuren
 opdr. 1-2-3-4
Snel klaar? dan in tweetallen opdr. 5 op fluistertoon


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
onderstaande slides om te bewaren/ gebruiken

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Vertel!


Wat hebben jullie onthouden van deze uitleg en het filmpje?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Tegenargument ontkracht je een standpunt
Met een weerlegging ontkracht je een argument

Slide 23 - Slide

Lees nu zelf nog eens goed de theorie door op blz. 78 en bekijk zelf het online NN-filmpje voordat je aan de opdrachten begint.

Maken:
startopdr. 
Opdr. 1-2
blz. 78-79

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link