This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhaling hfd 4 t/m 6
Pincode 7e editie
Slide 1 - Slide
Wat is de arbowet?
A
Wet met regels voor werk- en rusttijden.
B
Wet met regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
C
Tijd tussen het moment waarop je ontslag neemt of krijgt en de einddatum van je baan.
D
Het juiste antwoord staat er NIET bij
Slide 2 - Quiz
In welke wet staan regels over werktijden?
A
Algemene Ouderdomswet
B
Arbeidstijdenwet
C
Arbeidsomstandighedenwet
D
Wet Minimumjeugdloon
Slide 3 - Quiz
Een werkgever kan bij een sollicitatie verschillende redenen hebben om iemand niet aan te nemen. Welke van de volgende redenen is in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling?
A
De sollicitant vraagt een te hoog salaris.
B
De sollicitant is te oud.
C
De sollicitant heeft de verkeerde opleiding.
D
De sollicitant heeft te weinig ervaring.
Slide 4 - Quiz
In de ...... staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
C
WerkloosheidsWet (WW)
D
Arbeidswet
Slide 5 - Quiz
Wie zijn de vragers naar arbeid?
A
werknemers
B
werkgevers
Slide 6 - Quiz
In een vacature staat het aanbod van arbeid.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar
Slide 8 - Quiz
Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank
Slide 9 - Quiz
Conjuncturele werkloosheid ontstaat vooral ...
A
als consumenten meer geld hebben
B
als consumenten minder geld hebben
C
als bedrijven meer geld hebben
D
als bedrijven minder geld hebben
Slide 10 - Quiz
Welke van de onderstaande ontwikkelingen heeft structurele werkloosheid tot gevolg?
A
De afgelopen jaren is het slechter gegaan met de economie
B
Door vergrijzing krimpt de beroepsbevolking
C
Veel bedrijven verplaatsen de productie naar lagelonenlanden
D
Vernieuwende bedrijven zorgen voor vraag naar arbeid
Slide 11 - Quiz
Van welk soort werkloosheid is sprake? "Tijdens perioden van crisis ontstaat er sowieso meer...."
A
regionale werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 12 - Quiz
Wat past er het beste bij structurele werkloosheid?
A
Dat een bepaald beroep helemaal verdwijnt en dus veel mensen op straat staan
B
Dat mensen elk deel van het jaar dezelfde soort werkloosheid hebben
C
Dat mensen arbeidsongeschikt zijn
D
Dat mensen slechts in bepaalde seizoenen geen werk hebben
Slide 13 - Quiz
Kies een kenmerk van sociale voorzieningen
A
bedoeld voor mensen die geen inkomen hebben en geen uitkering krijgen
B
bedoeld voor alle mensen die ingeschreven staan bij het uwv
C
deze worden betaald met belastinggeld
D
deze worden betaald met sociale premies
Slide 14 - Quiz
Welke verzekering(en) is of zijn een voorbeeld van een volksverzekering ...?
A
WW
B
WIA
C
AOW
D
ANW
Slide 15 - Quiz
Alle burgers en bedrijven samen noem je de ...
A
Particuliere sector
B
Primaire sector
C
Collectieve sector
D
Secundaire sector
Slide 16 - Quiz
Accijns is een extra verbruiksbelasting op o.a. ...?
A
Vliegtickets
B
Benzine
C
Voedsel
D
Diensten
Slide 17 - Quiz
€93,2 miljard is in miljoenen ... en €700 miljoen is in miljarden ...
A
€93.200 miljoen en €700.000 miljard
B
€932.000 miljoen en €0,7 miljard
C
€932.000 miljoen en €700.000 miljard
D
€93.200 miljoen en €0,7 miljard
Slide 18 - Quiz
Welk(e) antwoord(en) is of zijn voorbeelden van directe belastingen ?
A
Je koopt een nieuwe laptop en betaalt 21% btw
B
Je wint een prijs in de postcode loterij en betaalt kansspelbelasting
C
Je bent miljonair en betaalt jaarlijks vermogensbelasting
D
Als vennoot in je VOF betaal je vennootschapsbelasting
Slide 19 - Quiz
Om de AOW te kunnen blijven betalen kan de overheid: 1. De AOW-leeftijd verder verhogen 2. De AOW-uitkering kunnen verlagen 3. Meer belasting heffen
A
1 is juist
B
1 en 2 zijn juist
C
1, 2 en 3 zijn juist
D
Allemaal onjuist
Slide 20 - Quiz
Iedere inwoner in Nederland heeft recht op werknemersverzekeringen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Privatisering betekent dat de overheid een particulier bedrijf overneemt ... ?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Vermogensbelasting is een voorbeeld van het ...
A
Solidariteitsbeginsel
B
Draagkrachtbeginsel
C
Profijtbeginsel
Slide 23 - Quiz
Moterrijtuigenbelasting is een voorbeeld van ...
A
Draagkrachtbeginsel
B
Profijtbeginsel
C
Solidariteitsbeginsel
Slide 24 - Quiz
Het progressief belastingstelsel valt onder het...
A
Profijtbeginsel
B
Draagkrachtbeginsel
C
Solidariteitsbeginsel
Slide 25 - Quiz
Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer
Slide 26 - Quiz
In NL geldt dat je met een hoger inkomen procentueel meer belasting moet betalen. Het tarief is namelijk...
A
proportioneel
B
progressief
C
degressief
D
explosief
Slide 27 - Quiz
Om het belastbaar inkomen te bepalen doe je o.a.: Bruto jaarinkomen - ... = Wat komt er op de ... te staan?
A
heffingskortingen
B
bijtellingen
C
aftrekposten
D
eigen woning forfait
Slide 28 - Quiz
Welke twee personen horen bij de actieven?
A
Werkloze vrouw
B
Meewerkende eigenaar bakkerij
C
Een gepensioneerde opa
D
Receptioniste op school
Slide 29 - Quiz
De inkomensverschillen worden naar verhouding groter. Is hier sprake van nivelleren of denivelleren?
A
nivelleren
B
denivelleren
Slide 30 - Quiz
De mensen met hoge inkomens gaan er in % meer op vooruit dan de mensen met lage inkomens. Is hier sprake van nivelleren of denivelleren?
A
nivelleren
B
denivelleren
Slide 31 - Quiz
Motorrijtuigenbelasting is een ander woord voor wegenbelasting
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quiz
De mensen met hoge inkomens gaan er in % meer op vooruit dan de mensen met lage inkomens. Is hier sprake van nivelleren of denivelleren?