Rekenen aan mengsels 3H Hst 1.4 (Deel II)

Paragraaf 1.4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slide, with interactive quiz and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 1.4

Slide 1 - Slide

timer
1:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen
- Vragen stellen huiswerk
- Uitleg concentratie 
- Uitleg oplosbaarheid
- Oefenen
- Tijd over? Werken aan huiswerk

Slide 3 - Slide

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 4 - Mind map

Leerdoelen
- Aan het eind van de les kun je de de begrippen concentratie en oplosbaarheid uitleggen.
- Aan het eind van de les kun je de concentratie van een oplossingen bepalen.
- Aan het eind van de les kun je met de oplosbaarheid van een stof een berekening uitvoeren. 
- Aan het eind van de les kun je de begrippen onverzadigd, verzadigd en oververzadigd uitleggen.

Slide 5 - Slide

Waar denk je aan bij concentratie bij scheikunde?

Slide 6 - Open question

Concentratie 
De concentratie van een stof laat zien hoeveel vaste stof is opgelost in een bepaalde hoeveelheid vloeistof.

Concentratie druk je uit in g/L, kg/L, g/mL etc

Concentratie = Hoeveelheid opgeloste stof / hoeveelheid oplossing

Slide 7 - Slide

Welke oplossing heeft de hoogste concentratie?
Oplossing A.
Oplossing B.
A
Oplossing A.
B
Oplossing B.
C
Beiden even groot.
D
Dit is niet te bepalen.

Slide 8 - Quiz

Voorbeeld 1.
Jantje gooit twee suikerklontjes in zijn thee. Eén suikerklontje weegt 
4 gram. Hij heeft een theeglas met 250 mL thee.

Bereken de concentratie suiker in de thee. Druk je antwoord uit in g/L.
timer
3:00

Slide 9 - Slide

Voorbeeldvraag 1.

Slide 10 - Open question

Voorbeeld 2.
Een zoutwinningsbedrijf krijgt een bestelling voor 690 kg zout. Hiervoor moeten zij 20.000 L zeewater indampen. 

Bereken de concentratie zout in het zeewater. Geef je antwoord in g/L.
timer
3:00

Slide 11 - Slide

Voorbeeldvraag 2.

Slide 12 - Open question

Oplosbaarheid
De oplosbaarheid laat zien hoeveel stof je maximaal kunt oplossen in een vloeistof. 


Oplosbaarheid druk je uit in g/L, kg/L, g/mL etc

Slide 13 - Slide

Hoeveel gram zout kun je oplossen in een liter water?
A
150 gram
B
360 gram
C
3000 gram
D
275 gram

Slide 14 - Quiz

Voorbeeld 3.
Zout heeft een oplosbaarheid (bij 20 graden Celsius) van 359 g/L.


Bereken hoeveel zout er kan oplossen in een zwembad van 10 meter bij 25 meter en 2,50 meter diep. Geef je antwoord in kg.
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Voorbeeldvraag 3.

Slide 16 - Open question

Onverzadigd, verzadigd en oververzadigd

50 g/L
360 g/L
450 g/L

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Vissen hebben zuurstof nodig.
Waarom sterven er in de zomer meer vissen in de natuur dan in de winter?

Slide 19 - Open question

Werken aan huiswerk
Voor volgende week af
44 t/m 52
53, 55, 57, 58, 60a, 60b & 61

Slide 20 - Slide