Als/dan-regel: * Als: na de stellende trap en gelijkwaardig
Ik ben even groot als jij.
Het is tien keer zo veel als dat er staat.
* Dan: Na de vergrotende trap
Hij is groter dan ik
Mij/ik, jij/jou, zij/haar, hij/hem, wij/ons, hen/zij
Maak de zin langer door er een werkwoord achter te plakken
Hij is groter dan ik (ben)