Signaalwoorden leren en oefenen

Signaalwoorden
Signaalwoorden oefenen voor de
leestoets in de toetsweek
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Signaalwoorden
Signaalwoorden oefenen voor de
leestoets in de toetsweek

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden
Nederlands

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

NU
Signaalwoorden
Duits

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Voorbeeld in het Nederlands:
"Ik ga vandaag met de bus naar school, omdat mijn fiets kapot is."
Wat is het signaal woord? Welk verband geeft het aan?

Slide 8 - Open question

Er geht nicht mit, weil es regnet.

weil= ....
A
gevolg/conclusie
B
uitbreiding/opsomming
C
tegenstelling
D
reden/verklaring

Slide 9 - Quiz

Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft.
doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 10 - Quiz

Er ist ein guter Fußballspieler, aber er spielt auch gut Tennis.
aber = ...
A
tegenstelling
B
gevolg/conclusie
C
voorbeeld geven
D
uitbreiding/opsomming

Slide 11 - Quiz

Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll!
denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven

Slide 12 - Quiz

Ich habe Niederländisch, Englisch und sogar Deutsch!!!
sogar = ....
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
versterking
D
tegenstelling

Slide 13 - Quiz

In Utrecht ist viel zu tun. Es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen.
zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video