Dit is het recept voor... jou!

Erfelijkheid
1 / 28
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieTaal+3BasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Introduction

Heb jij bruine, groene of blauwe ogen? Krult je haar, of is het stijl? En hoe lang ben je eigenlijk? Die dingen zijn erfelijk bepaald. Ze staan beschreven in jouw unieke DNA-code. Hoe zit dat?

Items in this lesson

Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

... ..

.
Bedenk samen met je schoudermaatje minimaal drie verschillen en drie overeenkomsten tussen jullie (uiterlijk en innerlijk). 

Slide 2 - Open question

Omdat het in de winter niet makkelijk te vinden is.
Vragenmuur & Weetmuur
Wat wil jij graag weten over erfelijkheid? Schrijf jouw vragen op en plak ze op de vragenmuur!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wereldoriëntatie
Na deze les:
  • weet ik welke rol DNA en genen spelen bij het erven van bepaalde eigenschappen of kenmerken.
  • weet ik dat sommige genen sterker zijn dan andere genen.
  • weet ik wat het verschil is tussen chromosomen, DNA, genen en eiwitten.
  • weet ik  dat zowel genen als omgeving invloed hebben op wie je bent en hoe je eruitziet.

Dit ga je leren
Woordenschat

  • Na deze les begrijp ik de belangrijke woorden die met erfelijkheid te maken hebben.
Taal
  • Na deze les kan ik door middel van paspoorten van mij en mijn ouders omschrijven welke eigenschappen en kenmerken ik van hen heb geërfd en wat ik uit mijn omgeving heb overgenomen.  

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Verdiepende tekst

Lees de tekst en arceer de woorden die je nog niet goed begrijpt geel

Arceer in ieder geval:
  • het gen
  • het DNA
  • de chromosoom
  • de cel
  • erfelijk
  • de mutatie

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
eigenschappen overnemen van je ouders
erfelijk
Eigenschappen of kenmerken die je via je ouders meekrijgt.
De kleur van je ogen en je haar is erfelijk.
de mutatie
Een verandering in de genen en dus in de erfelijke eigenschappen.
Door een mutatie kan een erfelijke ziekte ontstaan.

Slide 6 - Slide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Woordenschat
het gen
Stukje van een chromosoom met één specifieke erfelijke eigenschap.
Je genen krijg je deels van je vader en deels van je moeder. 
het DNA
Onderdeel van de chromosoom dat het erfelijk materiaal met zich meedraagt.   
De informatie in je DNA bepaalt wie je bent en hoe je eruitziet.
de chromosoom
Een stukje uit de celkern dat erfelijke informatie bevat.
In elke menselijke cel zitten 46 chromosomen.
het eiwit
Stukje uit de cel die ervoor zorgt dat de cel doet wat het moet doen.
De eiwitten in de darmen zorgen ervoor dat het eten verteerd wordt.
de cel
Een onderdeel van mensen, dieren en planten dat zo klein is dat je het alleen onder een microscoop kunt zien. 
De cel bestaat uit chromosomen en eiwitten.

Slide 7 - Slide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Woordenschat
Hulpkaart
eten
het ontbijt
de lunch
het diner
Staan er nog andere woorden in de tekst waarvan je de betekenis nog niet kent? Schrijf deze woorden met de betekenis op in je logboek. Horen er woorden bij elkaar? Maak dan een woordparaplu, -kast of -trap.
timer
5:00
groot
klein
muis
olifant

Slide 8 - Slide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Sleep het antwoord naar de juiste plek.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
cellen
chromosomen

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Sleep het antwoord naar de juiste plek.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
genen
DNA

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Sleep het antwoord naar de juiste plek.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
ouders
genen
kans
sterker

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

....
.
Stel je voor: de mensen op de foto's  hiernaast zijn jouw ouders. Hoe groot is dan de kans dat jij bruine ogen hebt?
Tip: je mag even spieken in de tekst!
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
50%
B
75%
C
90%
D
100%

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

..
.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
Is deze zin WAAR of NIET WAAR?
Je DNA bepaalt voor een groot deel wie je bent en hoe je eruitziet.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quiz

Vraag door: waarom is de zin niet waar?
..
.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
Is deze zin WAAR of NIET WAAR?
Je DNA wordt bepaald door de genen van je ouders.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 15 - Quiz

Vraag door: waarom is de zin niet waar?
..
.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
Is deze zin WAAR of NIET WAAR?
Als je een jongen bent erf je alle genen van je vader.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 16 - Quiz

Vraag door: waarom is de zin niet waar?

Slide 17 - Video

This item has no instructions

... ..

.
Wie je bent en hoe je eruitziet wordt dus voor een deel bepaald door erfelijke eigenschappen: je neemt ze van je ouders over. Wat heb jij van je ouders geërfd / waarin lijk jij op je ouders?

Slide 18 - Open question

Omdat het in de winter niet makkelijk te vinden is.
..
.
WAAR of NIET WAAR? Als je hetzelfde DNA hebt (omdat je een eeneiige tweeling bent), ben je altijd precies hetzelfde.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
WAAR: er zijn dan geen verschillen.
B
NIET WAAR: sommige verschillen worden ook door je omgeving bepaald.

Slide 19 - Quiz

Voorbeelden van fossiele brandstoffen zijn: gas, olie en kolen.

Slide 20 - Video

This item has no instructions

..
.
Wat is WAAR over de eiwitten in je lichaam? 
Let op: meerdere antwoorden zijn goed.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
In elke cel in je lichaam zitten eiwitten.
B
Wanneer je eiwitten in je lichaam hebt, ben je ziek.
C
De eiwitten zorgen ervoor dat de cellen in je lichaam doen wat ze moeten doen.
D
De eiwitten in de spieren in je hart zorgen ervoor dat die spieren samentrekken.

Slide 21 - Quiz

Vraag eventueel door: Wat voor ecosystemen dan? Kun je een voorbeeld noemen?
                        Waar zie je wat? Klik op het vraagteken voor extra                          uitleg.  
Je ziet hier een cel. Hiervan heb je er miljarden in je lichaam. 
In een cel zitten lossen eiwitten (deze zie je op de afbeelding onderin de cel) en een celkern met daarin chromosomen (deze zie je op de afbeelding bovenin de cel.
Je ziet hier de celkern uitvergroot. In deze celkern zitten 46 chromosomen.
Je ziet hier een chromosoom uitvergroot. In de chromosoom zitten slierten DNA.
Je ziet hier een sliert DNA uitvergroot. De horizontale zwarte streepjes zijn je genen. Je genen dragen informatie over wie je bent en hoe je eruitziet met zich mee.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

De combinatie van de genen van allebei je biologische ouders en de dingen die je hebt meegekregen uit je omgeving zorgen voor een nieuw, uniek persoon: jij! 

Vandaag maak je paspoorten van jezelf en van je ouders. In deze paspoorten schrijf je kenmerken/eigenschappen op (uiterlijk en innerlijk). Welke eigenschappen heb jij van je ouders geërfd?
Verwerkingsopdracht

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De opdracht
Maak drie paspoorten: één van je vader, één van je moeder en één van jezelf. Beschrijf hierin zowel uiterlijke als innerlijke kenmerken. Kijk hiernaast om te zien waar je bijvoorbeeld aan kunt denken.

Ken je maar één van je biologische ouders?
Maak dan twee paspoorten: één van je biologische ouder en één van jezelf. Bedenk op basis daarvan zelf welke eigenschappen en kenmerken je mogelijk van je andere biologische ouder hebt geërfd.

Ken je géén van je biologische ouders?
Maak dan een paspoortje van jezelf en bedenk welke karaktereigenschappen jij hebt meegekregen van jouw  (niet biologische) ouders/verzorgers door de opvoeding. 
Verwerkingsopdracht
timer
15:00
Tim (mijn vader)
Rosalie (mijn moeder)
Lengte: 1.78m
Kleur ogen: bruin
Kleur haar: bruin
Type haar: krullen

Karakter: 
Vrolijk, enthousiast, grappig, sportief. Soms wat ongeduldig. Kan niet goed tegen zijn verlies. Spreekt gemakkelijk in/voor grote groepen mensen.
Lengte: 
Kleur ogen: 
Kleur haar: 
Type haar: 

Karakter: 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Verwerkingsopdracht
De paspoorten zijn nu af. De meester of juf draait aan het rad en leest de vraag voor. Volg nu de stappen:
1. Bedenk voor jezelf een antwoord op de vraag. 
2. Bespreek de vraag met je schoudermaatje. 
3. Bespreek de vraag klassikaal na. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Dit weet ik nu ... & dit kan ik nu ...
Wereldoriëntatie
  • Ik weet welke rol DNA en genen spelen bij het erven van bepaalde eigenschappen of kenmerken.
  • Ik weet dat sommige genen sterker zijn dan andere genen.
  • Ik weet wat het verschil is tussen chromosomen, DNA, genen en eiwitten.
  • Ik weet dat zowel genen als omgeving invloed hebben op wie je bent en hoe je eruitziet.
Woordenschat
  • Ik  begrijp de belangrijke woorden die met erfelijkheid te maken hebben.
Taal
  • Ik kan door middel van paspoorten van mij en mijn ouders omschrijven welke eigenschappen en kenmerken in van hen heb geërfd en wat ik uit mijn omgeving heb overgenomen. 
Schrijf je in je projectschrift wat jij hebt geleerd? Plak ook (een foto van) jouw paspoort(en) in je projectschrift.

Slide 26 - Slide

Terugkoppeling lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen. Hebben zij de lesdoelen behaald?
Vragenmuur & weetmuur
  • Op welke vragen hebben jullie deze les antwoord gekregen? Plak ze op de weetmuur.
  • Welke vragen zijn nog onbeantwoord? 
  • Hoe kun je ervoor zorgen dat je toch achter het antwoord op deze vragen komt?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

              Tot de volgende keer!

Slide 28 - Slide

This item has no instructions