Both, each, all, every, none

Grammar explanation
3B - Theme 3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammar explanation
3B - Theme 3

Slide 1 - Slide

Both
"I saw both kids at school."                 Ik zag beide kinderen naar school gaan. 
"They both received an award."        ZIj kregen allebei een prijs. 

  • Both betekent beide of allebei.
  • Je gebruikt  both bij 2 personen, dieren of dingen
  • Both staat voor het zelfstandig naamwoord in het meervoud.
  • Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de, het, of een voor kan zetten. In het Engels: the, a, of an.


Slide 2 - Slide

Each
"She wore bracelets on each arm."          Ze droeg armbanden om elke arm.
"Each Sunday, Kevin goes walking           Elke zondag gaat Kevin wandelen in het park.
in the park."

  • Each betekent 'elke'
  • Each gebruik je bij 2 of meer personen, dieren, of dingen. 
  • Bij each staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud

Slide 3 - Slide

Both
Each
beide of allebei
elke
Zelfstandig naamwoord in het meervoud.
Zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.

Slide 4 - Slide

Both
Each
Zelfstandig naamwoord in het meervoud
Zelfstandig naamwoord in het enkelvoud
beide of allebei
Elke

Slide 5 - Drag question

We ...... think it's a bad idea.
A
both
B
each

Slide 6 - Quiz

..... time I go to school I feel nervous.
A
both
B
each

Slide 7 - Quiz

The dogs are ....... chewing a bone.
A
both
B
each

Slide 8 - Quiz

I gave .... plant some water.
A
both
B
each

Slide 9 - Quiz

All, every and none
"All countries have a flag."                                                   Alle landen hebben een vlag.
"Josh plays soccer every Saturday."                               Josh speelt elke zaterdag voetbal.
"None of the prisoners could escape."                         Niet een van de gevangenen kon ontsnappen.

  • Betekenis: all (alle/allemaal); every (iedere); of none (geen/ niet een)
  • Gebruik je bij 3 of meer personen, dieren of dingen.

Slide 10 - Slide

Both
Each
All, every, none
3 of meer personen, dieren of dingen
Bij 2 of meer personen, dieren of dingen
Bij 2 personen, dieren of dingen
beide,
allebei
elke
alle/allemaal, iedere, geen/geen één

Slide 11 - Drag question

.... of the reporters had said anything about it.
A
none
B
both

Slide 12 - Quiz

I have to do chores ...... Sunday!
A
every
B
both

Slide 13 - Quiz

...... my cats have a name that begins with an "M".
A
both
B
each

Slide 14 - Quiz

...... of us believed his story.
A
Any
B
none

Slide 15 - Quiz

This magazine is published ..... week.
A
every
B
all

Slide 16 - Quiz

Make a sentence with:
both, each, every, all, or none

Slide 17 - Open question