hv1p wo 9 mrt - 2

Welkom hv1p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom hv1p!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je:
  • Alles over de inleiding, middenstuk en slot van een tekst
  • Alles over het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst
  • Alles over tekstverbanden en signaalwoorden

Daarnaast kun je alles wat hierboven staat toepassen tijdens de toets morgen. 

Slide 2 - Slide

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Weten jullie alles?
  • Inleiding, doel = nieuwsgierig maken.
    -> 'Anekdote'
  • Middenstuk, langste deel van tekst met de meeste informatie

  • Slot, belangrijkste wordt herhaald. Terugblik of blik op de toekomst. Hoe zat het ook weer met nieuwsberichten? 

Slide 4 - Slide

Weten jullie alles?
  • Onderwerp =


  •  Hoofdgedachte

Slide 5 - Slide

Weten jullie alles?
  • Welke verbanden kennen we?

1. 
2. 
3. 
4. 

Slide 6 - Slide

Opsommend verband
Het woord opsomming zegt het al: in een opsomming worden dingen opgesomd. 
Er wordt in een opsomming een soort lijstje genoemd van iets. 
Een opsomming is vaak te herkennen aan streepjes of bolletjes, aan de komma’s die tussen de woorden staan of aan de dubbele punt die vaak vooraf gaat aan de opsomming. Er zijn ook signaalwoorden waaraan de opsomming te herkennen is.


Slide 7 - Slide

1: Kees is dol op grammatica, spelling en woordenschat.
2: Tevens heb ik een vraag over het onderwijs op afstand.
3: Ik zou ook willen vragen hoe u dat precies aanpakt.
4: Om te beginnen moet iedereen in het bezit zijn van een device.
5: Bovendien is het belangrijk dat alle kinderen hun mentor kunnen bereiken.

Slide 8 - Slide

Chronologisch verband 
In het geval van een chronologisch verband worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven. 
Jaartallen zijn vaak een aanwijzing voor een chronologisch verband. 

Slide 9 - Slide

1. Ik ga de woonkamer opruimen, later ruim ik de zolder op.
2. Eerst geef ik de planten water, daarna ga ik stofzuigen.
3. Voordat ik ging fietsen zette ik mijn tas klaar. 

Slide 10 - Slide

Tegenstellend verband
Een tegenstelling is iets dat tegenover elkaar staat, dus bijvoorbeeld:
dik-dun, licht-donker, zwart- wit, lang-kort, mooi-lelijk.
Er zijn ook tegenstellingen in zinnen, tussen zinnen of bijvoorbeeld tussen alinea’s. Meestal staan daar dan ook signaalwoorden voor tegenstellingen bij. Aan die signaalwoorden zijn tegenstellingen vaak makkelijker te herkennen.




Slide 11 - Slide

1: Mevrouw Droog is een goede docent, echter is ze erg streng.
2: Opa is dun, maar vroeger was hij erg dik.
3: Ze staat gemiddeld een acht, hoewel ze er niets voor doet.
4: Siep was op tijd vertrokken, toch kwam ze te laat.
5: In tegenstelling tot vorig jaar, werkt ze nu ongelofelijk hard.

Slide 12 - Slide

Toelichtend verband
Er worden vaak voorbeelden gegeven in teksten.
Voorbeelden kunnen helpen om een tekst beter te begrijpen, ook voor voorbeelden zijn allerlei signaalwoorden die aangeven dat er een voorbeeld wordt gebruikt. 
Een voorbeeld kan in een zin staan of een voorbeeld kan een hele zin zijn. In een langere tekst kan er zelfs een hele alinea een voorbeeld zijn.




Slide 13 - Slide

1: Ik wil graag dat je meehelpt in het huishouden, 
zo zou je de vaatwasser leeg kunnen ruimen.
2: Lieneke Dijkzeul schrijft goede boeken, zoals Dagen van Schaamte.
3: Ter illustratie wil ik u het volgende laten zien.
4: Zo start ik de les altijd met een gedicht.
5: Mira is gek op allerlei onderdelen van de Nederlandse taal, bijvoorbeeld spelling.

Slide 14 - Slide

Weten jullie alles?
  • Kun je een voorbeeld noemen van een signaalwoord bij het tekstverband?
1.  Chronologisch - 
2. Opsommend -
3. Tegenstellend -
4. Toelichtend -

Slide 15 - Slide

Nog even oefenen!
We weten het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte. 
  • Het onderwerp geeft in één woord of enkele woorden aan waar de tekst over gaat.
  • Het onderwerp is nooit een hele zin.
  • Je kunt het onderwerp vaak uit de titel halen.
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst.

Slide 16 - Slide

Nog even oefenen!
We weten het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte. 
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst. 
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van de tekst. 
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? 
  • Bij langere artikelen staat de hoofdgedachte meestal in het slot. 

Slide 17 - Slide

Doelen van deze les
Je weet nu:
  • Alles over de inleiding, middenstuk en slot van een tekst
  • Alles over het onderwerp en hoofdgedachte van een tekst
  • Alles over tekstverbanden en signaalwoorden

En hoe je dit gaat toepassen tijdens de toets. 

Slide 18 - Slide

Veel succes!
Voor de toets:
  • leer je de theorie van lezen hoofdstuk 3 en 4 (de groene kaders)
  • + het formulier wat ik heb uitgedeeld
  • bekijk je filmpjes over de theorie in de online methode
  • oefen je nog extra in de online methode 

Slide 19 - Slide