Over Taal - Blok 5 - mavo 4

Blok 5 - Over Taal
4 mavo 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Blok 5 - Over Taal
4 mavo 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet op welke manieren ik een woord kan opzoeken in het woordenboek 
  • Ik kan uitleggen wat homoniemen zijn.
  • Ik kan uitleggen wat homofonen zijn.
  • Ik kan homoniemen en homofonen herkennen in een zin.
  • Ik kan uitleggen wat een pleonasme is en dit herkennen in een zin.
  • Ik kan uitleggen wat een tautologie is en dit herkennen in een zin. 
  • Ik kan uitleggen wat een dubbele ontkenning is en dit herkennen in een zin, 

Slide 2 - Slide

Woordenboek
  • Tijdens het examen mag je een papieren woordenboek gebruiken. 
  • De woorden in het woordenboek noem je trefwoorden
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.

Slide 3 - Slide

Woordenboek
  • Zoek in het woordenboek de grondvorm van het woord. 

Bijvoorbeeld
  • Werkwoordsvorm - vind je bij het hele werkwoord.
  • Woord in meervoud - kijk bij woord in enkelvoud.
  • Verkleinwoord - kijk bij niet-verkleind woord.
  • Bijvoeglijk naamwoord - kijk bij de korte vorm.
  • Uitdrukking - vind je bij het belangrijkste woord.  

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Homoniemen
  • Woord met twee of meerdere betekenissen.

Bijvoorbeeld
  • Bank, was, blik, bloem. 

Slide 6 - Slide

Homofonen
  • Dat is een woord wat hetzelfde klinkt, maar je anders schrijft en ook een andere betekenis heeft.
 
Bijvoorbeeld
  • Hart/hard, eentje/eendje, lach/lag. 

Slide 7 - Slide

Synoniemen
  • Woorden die dezelfde betekenis hebben.

Slide 8 - Slide

Voorbeelden van synoniemen
  • Bankroet - failliet
  •  Schrijver - auteur
  •  Liegen - jokken
  • Calculator - rekenmachine

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Pleonasme

Je noemt een eigen van iets wat eigenlijk al aanwezig is. 

Bijvoorbeeld

  • Groen gras
  • Witte sneeuw
  • Rood bloed
Tautologie

Je zegt twee keer hetzelfde met dezelfde woorden.

Bijvoorbeeld

  • Altijd en eeuwig
  • Schots en scheef
  • Gratis en voor niets

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Dubbele ontkenning
  • Je gebruikt twee keer een ontkenning, waardoor je precies het tegenovergestelde zegt van wat je bedoelt. 

Slide 13 - Slide

Contaminatie
  • Bij een contaminatie haal je twee woorden of uitdrukkingen door elkaar.

Bijvoorbeeld
De cola bij de Albert Heijn kost duur - kost veel of is duur. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video