28. Thema 5, week 1 Les 4 hij vorm en voltooid deelwoord

werkwoord: herkennen

Het meisje  ........ haar oom en tante niet.
1 / 26
next
Slide 1: Open question
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

werkwoord: herkennen

Het meisje  ........ haar oom en tante niet.

Slide 1 - Open question

werkwoord: herkennen

Het meisje heeft haar oom en tante niet ........

Slide 2 - Open question

lesdoel

Ik kan homofonen (de hij-vorm in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord) correct spellen.
Homo = zelfde
Foon = klank
Homofoon: zelfde klank

Slide 3 - Slide

LET OP!!!
Bij sommige werkwoorden klinkt het voltooid deelwoord
hetzelfde als de
hij-vorm in de tegenwoordige tijd.

Eindigt de stam op een medeklinker uit 't kofschip x? Dan eindigt het voltooid deelwoord op een -t. Anders schrijf je een -d.
De hij-vorm is de stam + t.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


Slide 7 - Open question


Slide 8 - Open question


Slide 9 - Open question

Hoe weet je of het de hij-vorm is of een voltooid deelwoord?

Slide 10 - Open question


Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question


Slide 13 - Open question


Slide 14 - Open question


Slide 15 - Open question

werkwoord: herhalen

TT  Hij .........
VD Hij heeft het woord ..........

Slide 16 - Open question

werkwoord: ontdekken

TT  Hij .........
VD Hij heeft het woord ..........

Slide 17 - Open question

werkwoord: veranderen

TT  Hij .........
VD Hij heeft het woord ..........

Slide 18 - Open question

werkwoord: betalen

TT  Hij .........
VD Hij heeft het eten ..........

Slide 19 - Open question

werkwoord: herbouwen
TT  Hij .........
VD Hij heeft het huis ..........

Slide 20 - Open question

werkwoord: herinneren
TT  Hij .........
VD Hij heeft het huis ..........

Slide 21 - Open question

werkwoord: verbranden
TT  Hij .........
VD Hij heeft zich ..........

Slide 22 - Open question

werkwoord: geloven
TT  Hij .........
VD Hij heeft zich ..........

Slide 23 - Open question

werkwoord: ontmoeten
TT  Hij .........
VD Hij heeft mijn broer ..........

Slide 24 - Open question

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 25 - Open question

aan het werk

 Thema 5, week 1, Les 4
Opgave 2 en 3

DAN DICTEE 3

KLAAR DAN PLUSSEN

Slide 26 - Slide