This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Vandaag
- Stof herhalen X chromosomaal - Bespreken vraag 35
-
- Oefenen met de stof
Slide 2 - Slide
Geslachtschromosomen
De man kan ofwel een X ofwel een Y chromosoom doorgeven. Een man is namelijk XY.
Een vrouw kan alleen een X doorgeven.
Slide 3 - Slide
Kleurenblind
Slide 4 - Slide
Kleurenblindheid
Het gen voor roodgroenkleurenblind ligt op het X-chromosoom en is recessief. Vrouw kleurenblind : Vrouw draagster:
Vrouw kleurenziend: Man kleurenblind:
Man kleurenziend:
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Vraag 35
a. Welk fenotypen voor de erfelijke eigenschap oogkleur komen voor in de F1 en in welke verhouding?
b. Welke fenotype komen voor in de F2 en in welke verhouding?
Slide 7 - Slide
Vraag 35
a. Welk fenotypen voor de erfelijke eigenschap oogkleur komen voor in de F1 en in welke verhouding?
b. Welke fenotype komen voor in de F2 en in welke verhouding?
F1: Vliegjes met A = rode oogjes Dus: rode oogjes 1:0
F2: Rode oogjes & witte oogjes 3 : 1
Slide 8 - Slide
Overbeharing wordt veroorzaakt door een dominant X-chromosomaal allel (H). Een man met overbeharing en een vrouw zonder deze aandoening willen graag kinderen.
Wat is het genotype van de vrouw?
A
hh
B
C
D
Slide 9 - Quiz
Overbeharing wordt veroorzaakt door een dominant X-chromosomaal allel (H). Een man met overbeharing en een vrouw zonder deze aandoening willen graag kinderen.
Wat is het genotype van de man?
A
HH
B
Hh
C
D
Slide 10 - Quiz
Overbeharing wordt veroorzaakt door een dominant X-chromosomaal allel (H). Een man met overbeharing en een vrouw zonder deze aandoening willen graag kinderen. Maak het kruisingsschema.
Slide 11 - Open question
Een laboratorium bacterie kan verschillende vormen en kleuren hebben. Blauw (B) is dominant over rood (b). Wat is de kans dat twee rode bacteriën een blauwe bacterie maken?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Afwijkende kind = recessief
Slide 14 - Slide
aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
AA
AA
A?
A?
Slide 15 - Drag question
aa
aa
Aa
Aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
AA
AA
A?
A?
Slide 16 - Drag question
aa
aa
Aa
Aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
AA
AA
A?
A?
Slide 17 - Drag question
Welke eigenschap is dominant?
A
Geel (Zwarte Cavia)
B
Grijs (Witte cavia)
Slide 18 - Quiz
Geef het genotype van cavia nummer 8, 11 en 13
Slide 19 - Open question
Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief
C
niet te zeggen
Slide 20 - Quiz
Twee ouders krijgen een kind. Het kind heeft blond haar. Blond haar is recessief. Wat is het genotype van de ouders?
A
bb x bb
B
Bb x Bb
C
BB x bb
D
Bb x bb
Slide 21 - Quiz
5. Van een bepaalde diersoort wordt een zwart dier gekruist met een wit dier. Alle nakomelingen zijn zwart. Deze F1-dieren planten zich onderling voort. Van de 109 F2-dieren zijn er 84 zwart en 25 wit. Hoeveel van de 84 zwarte F2-dieren zijn heterozygoot?
A
Ongeveer 26
B
Ongeveer 42
C
Ongeveer 55
D
Ongeveer 84
Slide 22 - Quiz
Bij bananenvliegjes wordt de oogkleur o.a. bepaald door een gen gelegen in het X-chromosoom. Het allel voor rode oogkleur is dominant over het allel voor witte oogkleur.
Bij welke van de volgende kruisingen zullen alle mannelijke nakomelingen witogig zijn?
A
heterozygoot wijfe x roodogig mannetje
B
heterozygoot wijfje x witogig mannetje
C
witogig wijfje x roodogig mannetje
D
homozygoot roodogig wijfje x witogig mannetje
Slide 23 - Quiz
Men vergelijkt de naalden aan één spar. De naalden zijn niet allemaal even lang. Is bij een korte naald het fenotype anders dan bij een lange naald? En het genotype?