Thema 1 Wat is maatschappijleer?

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Herhaling

Toets  vrijdag 30-11 

Wat leer je bij maatschappijleer?

1. Je leert over de Nederlandse taal.
2. Je leert over de samenleving.
3. Je leert dat je mening altijd goed is.
4. Je leert over je leven.

Met gedragsregels houden we rekening met anderen.

1. Waar
2. Niet waar

Wetsregels zijn verplicht, gedragsregels niet.

1. Waar
2. Niet waar

Door wie worden gedragsregels gemaakt?

1. De samenleving
2. Politici
3. Jijzelf
4. Docenten

Als ik op vakantie ga ben ik afhankelijk van:

1. Mijn docent
2. Mijn ouders
3. De politiek
4. Mijn buren

Een feit is iets dat:

1. verzonnen is.
2. een vooroordeel is.
3. een mening is.
4. waar is.

Een goede mening heb je als:

1. Je alle feiten kent.
2. Weet wat je vindt.
3. Als anderen dat ook vinden.
4. Je alleen een kant van het verhaal kent.

Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent,
noem je een:

1. Feit
2. Mening
3. Vooroordeel
4. Argument

Als je uitlegt waarom je ergens iets van vindt, dan gebruik je:

1. Meningen
2. Argumenten
3. Vooroordelen
4. Waarden

De Nederlandse jongeren zijn stoer. Dit is een:

1. Mening
2. Feit
3. Maatschappelijk probleem
4. Vooroordeel

Harry kan niet multi-tasken,
want hij is een man.
Dit is een:

1. Mening
2. Feit
3. Maatschappelijk probleem
4. Vooroordeel

Alcoholgebruik onder jongeren...

1. ...is een privé aangelegenheid.
2. ...is een probleem van de kroegen.
3. ...is een maatschappelijk probleem
4. ...moet op school worden opgelost.

Een maatschappelijk probleem heeft 3 kenmerken

1. Waar
2. Niet waar

Wat zijn de VIER kenmerken van een maatschappelijk probleem?

Welke van onderstaande antwoorden is een maatschappelijk probleem?

1. Wereldvrede
2. Donald Trump
3. Toerisme
4. Overbevolking

Welke van onderstaande problemen is GEEN maatschappelijk probleem?

1. Daklozen in Oss.
2. Sportdag afgelast wegens regen.
3. Drugscriminaliteit in Noord-Brabant.
4. Vluchtelingen in Nederland.

Wat is een belang?

1. Iets wat je belangrijk vind.
2. Het nadeel dat je ergens bij hebt.
3. Het voordeel dat je ergens bij hebt.
4. Waar je veel waarde aan hecht.

De mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden noem je:

1. Macht
2. Belang
3. Waarde
4. Norm

Bewoners houden acties om hun buurt autovrij te houden.
Hiermee komen zij op voor hun:

1. Normen
2. Waarden
3. Belangen
4. Macht

Waarden zijn:

1. De waardering die je krijgt.
2. Dingen die jij belangrijk vindt.
3. Regels over je gedrag.
4. Waardeloze dingen.

Normen zijn regels waar jij en anderen zich aan moeten houden.

1. Waar
2. Niet waar

Welke WAARDE past bij:
"Je moet goed opletten in het verkeer"

1. Gezondheid
2. Vrijheid
3. Veiligheid
4. Respect

Welke WAARDE past bij:
Je mag niet liegen"

1. Eerlijkheid
2. Gelijkheid
3. Veiligheid
4. Gezelligheid

Welke NORM past NIET bij:
"Geduld"

1. Als je boos bent dan raak je de ander niet aan.
2. Je legt iets opnieuw uit als iemand iets niet begrijpt.
3. Je wacht jouw beurt om een vraag te stellen.
4. In gesprek laat je elkaar uitspreken.

Hoe leer je?

• begrippenlijst
• samenvatting

• VMBO-BK app via PlayStore / App Store