persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Spelling werkwoorden H2
Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

BLADZIJDE 66


1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling werkwoorden H2
Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

BLADZIJDE 66


Slide 1 - Slide

Zwak werkwoord

brand - brandde
lach - lachte
verhuis - verhuisde 
Sterk werkwoord

loop - liep
slaap - sliep
roep - rie


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

landen
Het vliegtuig (landen) op tijd.

  • stam = land
  • d --> niet in 't sexy fokschaap --> +de

    Het vliegtuig landde op tijd.




Slide 4 - Slide

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
KRABBEN
A
krab
B
krabte
C
krabde
D
krabtde

Slide 5 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 6 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 7 - Quiz

Zij verhuiste vorige week naar het buitenland.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Het huis brandde gisteren helemaal af.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Koste die jurk veel geld?
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Hij verbaaste zich er niet over.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Mijn auto startte vanmorgen niet.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Klaar?
Maak opdracht 2, 3, 4, 5 (blz. 67)

De opdrachten kun je maken op it's learning.
blok 5 schrijven -> spelling werkwoorden H2

Slide 13 - Slide