2bk - All Right! - Unit 1 - Proeftoets

Unit 1 Proeftoets
Beantwoord alle vragen over de Words, de Grammar en de Expressions.

Aan het einde van de toets krijg je ook een leestekst waar je vragen over moet beantwoorden.
1 / 37
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Unit 1 Proeftoets
Beantwoord alle vragen over de Words, de Grammar en de Expressions.

Aan het einde van de toets krijg je ook een leestekst waar je vragen over moet beantwoorden.

Slide 1 - Slide

WORDS

Slide 2 - Slide

Vertaal het woord naar het Nederlands:
space

Slide 3 - Open question

Vertaal het woord naar het Nederlands:
tasty

Slide 4 - Open question

Vertaal het woord naar het Nederlands:
remove

Slide 5 - Open question

Vertaal het woord naar het Nederlands:
to share

Slide 6 - Open question

Vertaal het woord naar het Nederlands:
to be in love with

Slide 7 - Open question

Vertaal het woord naar het Engels:
het uitmaken met

Slide 8 - Open question

Vertaal het woord naar het Engels:
man (getrouwd)

Slide 9 - Open question

Vertaal het woord naar het Engels:
golvend (haar)

Slide 10 - Open question

Vertaal het woord naar het Engels:
hoofdstad

Slide 11 - Open question

Vertaal het woord naar het Engels:
knapperig

Slide 12 - Open question

GRAMMAR

Slide 13 - Slide

Meervoud van:
potato

Slide 14 - Open question

Meervoud van:
box

Slide 15 - Open question

Meervoud van:
table

Slide 16 - Open question

Meervoud van:
wolf

Slide 17 - Open question

Meervoud van:
watch

Slide 18 - Open question

Sleep het juiste voornaamwoord naar de juiste zin.
(Tussen haakjes staat een hint)
1. Jane likes ....................... new bag. (haar)
2. Mom, can you bring ....................... to school? (ons)
3. ....................... are my parents. (zij)
4. ....................... enjoy my new playstation. (ik)
5. That Harry Potter book is ....................... . (van mij)
I
her
us
mine
they

Slide 19 - Drag question

Vul de (+) zin aan met het juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes:
"You ... so funny!"
(to be)

Slide 20 - Open question

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes:
"He ... very well."
(not / to play)

Slide 21 - Open question

Vul de (?) zin aan met het juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes:
"... she a kind person?"
(to be)

Slide 22 - Open question

Vul de (+) zin aan met het juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes:
"They ... crisps at 8 o'clock every evening."
(to eat)

Slide 23 - Open question

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes:
"They ... any books at school."
(not / to read)

Slide 24 - Open question

Sleep het juiste voegwoord naar de juiste zin.
1. I want cheese ....................... ham on my sandwich. Not both!
2. My mon always buys chocolate, ....................... not today.
3. Finn likes beef, ....................... he doesn't like pork.
4. My girlfriend is very pretty ....................... intelligent.
5. Is that sweater yours ....................... mine?
and
but
but
or
or

Slide 25 - Drag question

EXPRESSIONS

Slide 26 - Slide

Vertaal naar de zin naar het Engels:
"Mijn vriendje moet knap en grappig zijn."

Slide 27 - Open question

Vertaal naar de zin naar het Engels:
"Wij zijn 5 jaar getrouwd."

Slide 28 - Open question

Vertaal naar de zin naar het Engels:
"Ik ben gek op worteltaart."

Slide 29 - Open question

Vertaal naar de zin naar het Engels:
"Wat is jouw favoriete toetje?"

Slide 30 - Open question

Vertaal naar de zin naar het Engels:
"Mag ik nog een bolletje ijs."

Slide 31 - Open question

Reading
Lees de tekst.
Beantwoord de vragen.

De tekst kun je bij elke vraag aanklikken
om te vergroten in je scherm.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Waarom steelt Alexis geld
van haar oma?

Slide 34 - Open question

Waar was Alexis toen de
politie haar had gevonden?

Slide 35 - Open question

Hoe oud zag Alexa eruit,
volgens de taxi chauffeur?

Slide 36 - Open question

You have finished the 'Proeftoets'!
We gaan de proeftoets straks bespreken.

Ga tot die tijd leren voor de toets:
Pagina 39 t/m 45.

Slide 37 - Slide