Hoofdstuk 1 en 2

Hoofdstuk 1 en 2

Oefening

Deze les bestaat uit een aantal vragen om kennis te testen. 

De laatste vragen zijn openvragen, waarbij de verwachting is dat de vragen in zijn geheel worden beantwoord. 

De les is als volgt opgedeeld. 

A. Kennis vragen

B. Openvragen. 

 Kenmerkende Aspecten.

Nu volgen een aantal meerkeuzevragen over de kenmerkende aspecten. Er wordt telkens één kenmerkend aspect genoemd, probeer die aan het juiste tijdvak te koppelen. 

Het overzicht van de tijdvakken dat je hiernaast ziet, is op elk gewenst moment te voorschijn te halen door op de "hotspot" te drukken:

Deze hotspot kun je ook vergroten en weer wegdrukken indien gewenst. 

Tijdvak 1 heet .. 

1. Tijd van jagers en boeren
2. Tijd van jagers en verzamelaars

Tijdvak 1 valt in de 'prehistorie'
Wat betekent dat?

1. Dat er nog geen mensen waren
2. Het schrift bestond nog niet.
3. Dat mensen nog geen tekeningen maakten
4. Dat mensen alleen maar vlees aten

Tijdvak 1
eindigt in het jaartal...?

1. 3000 v. Chr.
2. 30.000 v. Chr.
3. 10.000 v. Chr.
4. 1 n. Chr.

bij welke samenleving uit tijdvak 1 past deze afbeelding?

1. jagers-verzamelaars
2. landbouwsamenleving
3. landbouw-stedelijke samenleving
4. stedelijke samenleving

1. Van wanneer tot wanner duurt het tijdvak: Tijd van Grieken en Romeinen

1. 3000- 200
2. 3000 - 1000
3. 3000 v. Chr. - 1000
4. 3000 v. Chr. - 500

Bij welke historische periodes horen beide tijdvakken?

1. Jagers en Boeren: prehistorie; Grieken en Romeinen: oudheid.
2. Jagers en Boeren: oudheid; Grieken en Romeinen: prehistorie.
3. Jagers en Boeren: middeleeuwen; Grieken en Romeinen: oudheid.
4. Jagers en Boeren: steentijd; Grieken en Romeinen: prehistorie.

Welke van de volgende personen past alleen bij de tijd van Jagers en Boeren?

1. Ötzi de IJsmummie
2. Julius Caesar
3. Alexander de Grote
4. Julius Civilis

Welke van de volgende kenmerkende aspecten past niet bij de tijd van Jagers en Boeren?

1. De levenswijze van jager-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
4. De ontwikkeling van het jodendom en christendom als eerste monotheïstische godsdiensten.

Bekijk de afbeelding hiernaast.

Welk gebied wordt hier afgebeeld?

1. Het Romeinse Rijk.
2. Het Egyptische Rijk.
3. Het rijk van Alexander de Grote.
4. De Vruchtbare Halvemaan.

Wat past het beste bij de leefwijze van jager-verzamelaars?

1. Een sedentaire leefwijze.
2. Een nomadische leefwijze
3. Een geloof in het hiernamaals.
4. Een landbouwstedelijke leefwijze.

Welke begrippen en personen passen het beste bij het kenmerkende aspect ‘wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat’?

1. democratie, filosofie, Aristoteles
2. tirannie, pax romana, Hadrianus
3. stadstaat, romanisering, Germanen
4. volksverhuizing, expansie, Hannibal

Welke van de volgende bouwwerken past het beste bij de tijd van de Romeinen?

1. de hangende tuinen van Babylon
2. de Akropolis
3. een Colosseum
4. de berg Olympus

Welke combinatie van filosofen uit de tijd van Grieken en Romeinen is juist?

1. Socrates, Plato, Aristoteles
2. Socrates, Plato, Voltaire
3. Aristoteles, Voltaire, Spinoza
4. Aristoteles, Plato, Machiavelli

Bij welke twee kenmerkende aspecten past de afbeelding van een aquaduct uit Frankrijk?

1. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en denken over burgerschap in de Griekse stadstaat.
2. Klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
3. Groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
4. De confrontatie van de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van noordwest Europa.

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:
‘Bij een … wordt de staat geleid door een groep aanzienlijken, als een vorst het hoofd van het bestuur is, spreek je van een … .

1. aristocratie, monarchie
2. oligarchie, tirannie
3. oligarchie, dictatuur
4. democratie, imperium

Wat is GEEN kenmerk van een staat?

1. centraal bestuur
2. afgebakend gebied
3. rechtssysteem
4. democratie

Wat past bij een oligarchie?

1. bestuur door velen
2. patronage
3. arme families
4. democratie

Vul de ontbrekende woorden in:

Romeinen noemden de Germanen ….. ; er was sprake van minachting voor hun cultuur, maar ook bewondering voor hun vechtkunst. 

Na de slag bij Teutoburgerwoud in 9 n.C. trokken de Romeinen zich terug achter de Rijn en werd dit de ….. in het noorden.

1. Barbaren, limes
2. Bondgenoten, hoofdstad
3. Broeders, grens
4. Vijanden, legerplaats

Bij welke historische periode hoort de tijd van Jagers en Boeren?

1. prehistorie
2. oudheid
3. middeleeuwen
4. vroegmoderne tijd

Bij welk kenmerkend aspect past deze afbeelding het beste?

1. De leefwijze van jager-verzamelaars.
2. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
3. Het ontstaan van landbouw en landbouwgemeenschappen.

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:
‘In dit tijdvak ontstond een ….. samenleving; een maatschappij waarin een (klein) deel van de bevolking ..… met handel en nijverheid woont.’

1. landbouw; werkt
2. landbouwstedelijke; in steden
3. schriftelijke; bekend is
4. agrarische; sedentair is

Welke van de volgende beweringen past niet bij de tijd van jager-verzamelaars?

1. Mensen leven in kleine groepen en hebben weinig bezit.
2. Er worden afbeeldingen gemaakt op grotwanden, als kunst of magie.
3. Er is sprake van ruilhandel over lange afstanden in Europa.
4. Tussen mannen en vrouwen is een duidelijke rolverdeling noodzakelijk om te overleven.

Welke van de volgende beroepen past niet bij de eerste steden?

1. Priesters en ambtenaren
2. Handelaren en werklieden
3. Advocaten en leraren
4. Militairen en kooplieden

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:

‘Dankzij het schrift weten we dat Egyptenaren een ..… godsdienst hadden met een ….. wereldbeeld.’

1. simpele, groot
2. polytheïstische, mythologisch
3. monotheïstische, magisch
4. archeologische, beschaafd

Welke overeenkomst zie je tussen het Egyptische rijk en de vroegste staten in Mesopotamië?

1. Beide staten hebben ruim 3000 jaar stand gehouden
2. In beide staten was geen sprake van een geweldsmonopolie
3. Beide staten waren goed verdedigbaar door natuurlijke grenzen
4. In beide staten was sprake van een centraal bestuur in de vorm van een farao of koning

Waarom loopt tijdvak 1 (jagers en boeren) tot ongeveer 3000 v. Chr?

Bij welk kenmerkend aspect uit Hoofdstuk 1 past deze informatie het beste? Leg uit!

Zet de gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later. Noteer alleen de hoofdletters (achter elkaar zonder komma en spatie ertussen)

In de bron lees je twee verschillende manieren waarop de Romeinen de macht in hun rijk handhaafden.
Noem die twee verschillende manieren en verwijs telkens naar de bron.

Boeren moeten harder werken om aan voedsel te komen dan jagers-verzamelaars. Wat is daarvoor GEEN verklaring?

1. Dieren verzorgen
2. Grond omploegen
3. Oogsten
4. Wilde planten verzorgen

Gebruik de bron. Leg uit:
a. hoe volgens Isocrates de Atheense staatsinrichting de democratie beschermt

b. of Plato zich zou kunnen vinden in de visie van Isocrates op de Atheense staatsinrichting.

Alle tijdvakken hebben een beperkt aantal Kenmerkende Aspecten. Zo bestaat tijdvak 1: "Jagers en boeren" uit 3 kenmerkende aspecten. Welke drie zijn dat? Probeer evt. te beschrijven waar ze over gaan, ook als je niet de exacte definitie kent.