Oefentoets tijdvak 1 & 2

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Oefentoets vwo 4

Tijdvak 1 & 2

Bij welke historische periodes horen beide tijdvakken?

1. Jagers en Boeren: prehistorie; Grieken en Romeinen: oudheid.
2. Jagers en Boeren: oudheid; Grieken en Romeinen: prehistorie.
3. Jagers en Boeren: middeleeuwen; Grieken en Romeinen: oudheid.
4. Jagers en Boeren: steentijd; Grieken en Romeinen: prehistorie.

Welke van de volgende personen past alleen bij de tijd van Jagers en Boeren?

1. Ötzi de IJsmummie
2. Julius Caesar
3. Alexander de Grote
4. Julius Civilis

Bekijk de afbeelding hiernaast.

Welk gebied wordt hier afgebeeld?

1. Het Romeinse Rijk.
2. Het Egyptische Rijk.
3. Het rijk van Alexander de Grote.
4. De Vruchtbare Halvemaan.

Welke van de volgende kenmerkende aspecten past niet bij de tijd van Jagers en Boeren?

1. De levenswijze van jager-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
4. De ontwikkeling van het jodendom en christendom als eerste monotheïstische godsdiensten.

Wat past het beste bij de leefwijze van jager-verzamelaars?

1. Een sedentaire leefwijze.
2. Een nomadische leefwijze
3. Een geloof in het hiernamaals.
4. Een landbouwstedelijke leefwijze.

Wanneer werd het hiërogliefenschrift uitgevonden?

1. 10.000 v.C.
2. 3000 v.C.
3. het jaar 0
4. 500 n.C.

Wat is de juiste volgorde? Kies het juiste antwoord.

1. Vijand Carthago wordt door de Romeinen verslagen – Stichting van de stad Rome –Julius Caesar wordt vermoord in de Senaat – Onder Augustus is sprake van een ‘pax romana’.
2. Julius Caesar wordt vermoord in de Senaat –Stichting van de stad Rome – Vijand Carthago wordt door de Romeinen verslagen –Onder Augustus is sprake van een ‘pax romana’.
3. Stichting van de stad Rome – Vijand Carthago wordt door de Romeinen verslagen – Julius Caesar wordt vermoord in de Senaat – Onder Augustus is sprake van een ‘pax romana’.
4. Onder Augustus is sprake van een ‘pax romana’ – Stichting van de stad Rome – Vijand Carthago wordt door de Romeinen verslagen – Julius Caesar wordt vermoord in de Senaat.

Welke begrippen en personen passen het beste bij het kenmerkende aspect ‘wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat’?

1. democratie, filosofie, Aristoteles
2. tirannie, pax romana, Hadrianus
3. stadstaat, romanisering, Germanen
4. volksverhuizing, expansie, Hannibal

Welke van de volgende bouwwerken past het beste bij de tijd van de Romeinen?

1. de hangende tuinen van Babylon
2. de Akropolis
3. een Colosseum
4. de berg Olympus

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:

‘Het jodendom was een ... godsdienst. Het heilige boek van de joden is de ...’

1. polytheïstische, Tenach
2. monotheïstische, Bijbel
3. polytheïstische, Koran
4. monotheïstische, Tenach

Welke combinatie van filosofen uit de tijd van Grieken en Romeinen is juist?

1. Socrates, Plato, Aristoteles
2. Socrates, Plato, Voltaire
3. Aristoteles, Voltaire, Spinoza
4. Aristoteles, Plato, Machiavelli

Wat is de juiste volgorde?

Kies het juiste antwoord

1. Rome wordt gesticht – het Romeinse rijk wordt gesplitst in een westelijk en oostelijk rijk – Romeinen veroveren Nederland tot aan de Rijn – Het Romeinse rijk bereikt zijn grootste omvang.
2. Rome wordt gesticht – het Romeinse rijk bereikt zijn grootste omvang – Romeinen veroveren Nederland tot aan de Rijn – het Romeinse rijk wordt gesplitst in een westelijk en oostelijk rijk.
3. Romeinen veroveren Nederland tot aan de Rijn – Rome wordt gesticht – het Romeinse rijk bereikt zijn grootste omvang– Het Romeinse rijk wordt gesplitst in een westelijk en oostelijk rijk.
4. Rome wordt gesticht – Romeinen veroveren Nederland tot aan de Rijn – het Romeinse rijk bereikt zijn grootste omvang – Het Romeinse rijk wordt gesplitst in een westelijk en oostelijk rijk.

Bij welke twee kenmerkende aspecten past de afbeelding van een aquaduct uit Frankrijk?

1. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en denken over burgerschap in de Griekse stadstaat.
2. Klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
3. Groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
4. De confrontatie van de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van noordwest Europa.

Welke bewering is onjuist?

1. Als het Romeinse rijk een keizerrijk wordt, begint een periode van rust, de pax romana.
2. Romeinen konden meedogenloos zijn naar vijanden, maar respecteerden vaak godsdienst en cultuur van andere volkeren.
3. Door de verovering van Griekenland ontstond een mengcultuur en werden Grieken geromaniseerd.
4. De volksverhuizingen vanaf de 4e eeuw was één van de reden voor de val van het West-Romeinse rijk.

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:
‘Bij een … wordt de staat geleid door een groep aanzienlijken, als een vorst het hoofd van het bestuur is, spreek je van een … .

1. aristocratie, monarchie
2. oligarchie, tirannie
3. oligarchie, dictatuur
4. democratie, imperium

Na de splitsing van het Romeinse rijk in een westelijk en oostelijk gedeelte, bleef het Oost-Romeinse rijk nog lang bestaan. Uiteindelijk werd het oosten veroverd door de Turken. Wanneer was dit?

1. 1099
2. 1348
3. 1453
4. 1555

Vul de ontbrekende woorden in:

Romeinen noemden de Germanen ….. ; er was sprake van minachting voor hun cultuur, maar ook bewondering voor hun vechtkunst. 

Na de slag bij Teutoburgerwoud in 9 n.C. trokken de Romeinen zich terug achter de Rijn en werd dit de ….. in het noorden.

1. Barbaren, limes
2. Bondgenoten, hoofdstad
3. Broeders, grens
4. Vijanden, legerplaats

De Bataafse leider Julius Civilis kwam in opstand tegen de Romeinen. Hij riep de Bataven bijeen in een heilig woud, men zwoer elkaar eeuwige trouw en besloot Romeinse legerplaatsen aan te vallen.

Bij welk kenmerkend aspect past deze gebeurtenis?

1. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
2. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur.
3. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich verspreidde.
4. De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.

Welke combinatie is juist?

1. christendom – Bijbel – Mozes jodendom – Bijbel – Paulus
2. christendom – Tenach – Mozes jodendom – Bijbel – Paulus
3. jodendom – Paulus – Mozes christendom – Bijbel – Tenach
4. jodendom – Tenach – Mozes christendom – Bijbel - Paulus

Welke jaartallen horen bij de tijd van Grieken en Romeinen?

1. 3000 v.C. – 500 n.C.
2. 500 – 1000
3. 0 – 500 n.C.
4. tot 3000 v.C

Bij welke historische periode hoort de tijd van Jagers en Boeren?

1. prehistorie
2. oudheid
3. middeleeuwen
4. vroegmoderne tijd

Bij welk kenmerkend aspect past deze afbeelding het beste?

1. De leefwijze van jager-verzamelaars.
2. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
3. Het ontstaan van landbouw en landbouwgemeenschappen.

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:
‘In dit tijdvak ontstond een ….. samenleving; een maatschappij waarin een (klein) deel van de bevolking ..… met handel en nijverheid woont.’

1. landbouw; werkt
2. landbouwstedelijke; in steden
3. schriftelijke; bekend is
4. agrarische; sedentair is

Welke van de volgende beweringen past niet bij de tijd van jager-verzamelaars?

1. Mensen leven in kleine groepen en hebben weinig bezit.
2. Er worden afbeeldingen gemaakt op grotwanden, als kunst of magie.
3. Er is sprake van ruilhandel over lange afstanden in Europa.
4. Tussen mannen en vrouwen is een duidelijke rolverdeling noodzakelijk om te overleven.

Hoe wordt het gebied genoemd waar de landbouw is uitgevonden?

1. Vruchtbare Halvemaan
2. Sedentaire cirkel
3. Eufraat en Tigris
4. De Nijldelta

Welke van de volgende combinaties is juist?

1. jager-verzamelaars – cultuur; boeren – nijverheid; steden – nomaden.
2. jager-verzamelaars – nomaden; boeren – nijverheid; steden – cultuur.
3. jager-verzamelaars – nijverheid; boeren – cultuur; steden – nomaden.
4. jager-verzamelaars – nomaden; boeren – cultuur; steden – nijverheid.

Welke jaartallen horen bij de tijd van Jagers en Boeren?

1. 150.000 v.C. – 10.000 v.C.
2. 10.000 v.C. – 3500 v.C.
3. tot 3000 v.C
4. 3000 v.C. – 500 n.C.

Welke van de volgende beroepen past niet bij de eerste steden?

1. Priesters en ambtenaren
2. Handelaren en werklieden
3. Advocaten en leraren
4. Militairen en kooplieden

Vul de ontbrekende woorden op de stippellijn in:

‘Dankzij het schrift weten we dat Egyptenaren een ..… godsdienst hadden met een ….. wereldbeeld.’

1. simpele, groot
2. polytheïstische, mythologisch
3. monotheïstische, magisch
4. archeologische, beschaafd

Het begin en eindjaartal van Tijdvak 1 (De tijd van jagers en boeren) is

1. 10.000 v Chr - 3000 v Chr.
2. 10.000 v Chr - 3000 v Chr.
3. ... - 3000 v Chr.
4. 250.000 v Chr. - 3000 v Chr.

Leg uit waarom hunebedden een bewijs van sociale ongelijkheid zijn in de boerensamenleving in de prehistorie?

Het ontstaan van de landbouw was geen eenzijdige, rechtlijnige ontwikkeling. Leg dit uit aan de hand van twee voorbeelden.

Bestudeer de bron. Geef twee redenen waarom deze bron te maken heeft met een landbouwsamenleving en
niet met een samenleving van jager-verzamelaars.

Leg uit naar welk kenmerkend aspect van de tijd van jagers en boeren de bron verwijst.

Noem twee met elkaar samenhangende redenen waarom de Griekse filosofen de democratie wantrouwden.

Leg uit met welk kenmerkend aspect van tijdvak 2 de bron ('Anatomische les van Aristoteles') te maken heeft.

Bestudeer de bron. Leg uit wat er nieuw was aan de manier van werken van Thucydides én waarom je de werkwijze van Thucydides kenmerkend kunt noemen voor een Griek uit de oudheid.

Geef vier verklaringen hoe het Romeinse Rijk er in slaagt zó groot en machtig te worden.

Bestudeer de bron. Een bewering: ‘Uit dit citaat van Vergilius blijkt dat de Romeinen zich verheven voelden boven andere volken’. Geef een argument voor en een argument tegen deze bewering.