être

être
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

être

Slide 1 - Slide

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Video

Prenez vos cahiers (schrift)

Slide 4 - Slide

Ik ben: Je ...
A
suis
B
es
C
est

Slide 5 - Quiz

hij/zij/men is: Il/elle/on ...
A
suis
B
es
C
est

Slide 6 - Quiz

u bent/ jullie zijn : vous ...
A
sommes
B
êtes
C
sont

Slide 7 - Quiz

Vertaal: wij zijn

Slide 8 - Open question

Vertaal: jij bent

Slide 9 - Open question

Uitspraak:
Het verschil tussen 
"ils ont" en "ils sont"
Ils ont = [il zon]
ils sont = [il son]

Slide 10 - Slide

Blijf ingelogd!

Slide 11 - Slide

Ik kan het werkwoord être vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Wat betekent être?

Slide 13 - Open question

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Link