Goed, we blijven rondjes lopen. Omcirkelen onmacht, elke dag.
Het kleinste dat het grootste gaandeweg verslaat, noodlot
dat op afstand staat, alles wat hardnekkig leeft,
niezend, kuchend, om ons heen beweegt.
We maken plaats voor een dag die al lijkt op de vorige, al lijkt op morgen,
op volgende week. Bewegen mee met de stroom van berichten,
gevallen, coronagedichten, besmettingsgetallen.
Zet je laatste stap in de bibliotheek.
Nee, wanneer je er in zit weet je niet waar je bent. Op de bodem, de uitweg,
beginpunt, de grens. Op het punt dat je bergen toiletpapier koopt.
Op het punt van de omslag, op het punt van de hoop.
En hooguit bewaren we, achter het masker, de droevige mond
van wie zocht naar een glimlach en
geen glimlach meer vond.