Grammatica (zinsontleden) alles op een rij

Pak je spullen en je leesboek en ga lekker lezen lezen.
timer
10:00
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je spullen en je leesboek en ga lekker lezen lezen.
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
H.2.1 Talverzorging 1: 
  • zinsontleding: hoe zit het ook alweer?

Slide 2 - Slide

Woordbenoemen
Zinsontleden

Slide 3 - Slide

De man heeft een bot aan de hond gegeven
trappetje!

Slide 4 - Slide

Wat betekent zinsontleding?
A
Je knipt de zin in stukjes. Deze stukjes heten zinsdelen.
B
Alle soorten woorden die er bestaan.
C
Je gaat kijken uit hoeveel letters de zin bestaat.

Slide 5 - Quiz

Wat is de eerste stap bij zinsontleding?
A
verdelen in zinsdelen
B
persoonsvorm zoeken
C
onderwerp zoeken
D
gezegde zoeken

Slide 6 - Quiz

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 7 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Fatma
moet
hard
lachen

Slide 9 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 10 - Drag question

Waarom verdelen we de zinnen in zinsdelen?

En dan nu kijken of de volgende zinnen in goede stukken zijn verdeeld?

Slide 11 - Slide



En dan nu kijken of de volgende zinnen in goede stukken zijn verdeeld?

Slide 12 - Slide

Welke zinsontleding is goed?
A
Wij /gaan/ niet / naar school fietsen.
B
Wij /gaan/ niet / naar school/ fietsen.
C
Wij /gaan/ niet naar school fietsen.
D
Wij /gaan niet / naar school fietsen.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat is de persoonsvorm en wat is het wwg?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Verdeel deze zin nu eens in zinsdelen door strepen te trekken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 23 - Quiz

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
alle werkwoorden samen in een zin.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 24 - Quiz

Welke zinsontleding is goed?
A
Wij /gaan/ niet / naar school fietsen.
B
Wij /gaan/ niet / naar school/ fietsen.
C
Wij /gaan/ niet naar school fietsen.
D
Wij /gaan niet / naar school fietsen.

Slide 25 - Quiz

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 26 - Quiz

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb
deze lockdown
zeven series
gezien.

Slide 27 - Drag question

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Gisteren 
bracht
ik
mijn broertje
naar de ijsbaan.

Slide 28 - Drag question

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide