What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
ā¹
Return to search
Grammatica: zinnen ontleden
Welkom!
Mooi dat je er bent!
Neem je computer voor je
Log in bij Lesson up
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
4 videos
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
Mooi dat je er bent!
Neem je computer voor je
Log in bij Lesson up
Slide 1 - Slide
Lesplanning TL2
-herhaling ontleden
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Zinsdelen
Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .
Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm?
- vragend maken
- andere tijd zetten
- meervoud
werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
vb: Mijn moeder
is
naar huis gegaan - mijn moeder
was
naar huis gegaan
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Onderwerp
Slide 6 - Slide
Onderwerp
Hoe vind je het onderwerp in de zin?
- Wie/wat + persoonsvorm + alle werkwoorden
Mijn moeder is naar huis gegaan.
Wie is gegaan? =
mijn moeder
MIjn moeder = onderwerp
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Leg uit hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
Slide 9 - Open question
Geef de persoonsvorm en het onderwerp van de volgende zinnen.
Slide 10 - Slide
Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?
Slide 11 - Open question
Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.
Slide 12 - Open question
In zijn jas heeft Job een scheur.
Slide 13 - Open question
Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.
Slide 14 - Open question
Werkwoordelijk gezegde
Slide 15 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden uit de zin
Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
https:
Slide 18 - Link
Slide 19 - Video
Lijdend voorwerp
Slide 20 - Slide
Even opfrissen
- Persoonsvorm (PV):
tijdproef
- Werkwoordelijk gezegd (WWG):
PV + alle werkwoorden in de zin
- Onderwerp (OND):
vraag WIE of WAT + wwg
Slide 21 - Slide
Wat is de handeling?
Wie voert de handeling uit?
Wat/wie is nodig bij de handeling?
Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.
Slide 22 - Slide
Lijdend voorwerp
Je moet twee dingen weten:
Wie/wat doet er iets? (onderwerp)
Wat doet diegene?
(pv + werkwoordelijk gezegde)
Wie/wat + onderwerp + gezegde?
Slide 23 - Slide
even oefenen...
De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.
Maaike is door twee klasgenoten gepest via whats-app.
Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.
Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.
Slide 24 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'
A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 25 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'
A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal
Slide 26 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 27 - Quiz
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Zij
kocht
gisteren
een taart
voor haar moeder.
Slide 28 - Drag question
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Op straat
heb
ik
een portemonnee
gevonden.
Slide 29 - Drag question
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb
deze lockdown
zeven series
gezien.
Slide 30 - Drag question
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Gisteren
bracht
ik
mijn broertje
naar de ijsbaan.
Slide 31 - Drag question
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Geef
jij
geld
aan de collecte?
Slide 32 - Drag question
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Hij
pakte
het dikke boek
uit de boekenkast.
Slide 33 - Drag question
Meewerkend voorwerp
Slide 34 - Slide
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 35 - Slide
Meewerkend voorwerp
Aan
wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp
Slide 36 - Slide
Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 37 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 38 - Quiz
Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ā
prullenbak
ā. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.
Slide 39 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Let op
:
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook
meerdere bijwoordelijke bepalingen
bevatten!
Een bijwoordelijke bepaling kan uit een of meer woorden bestaan.
Slide 40 - Slide
More lessons like this
Zinsontleden (alles) - 2 vmbo
May 2024
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Zinsontleding (alles)
June 2022
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
ZInsontleden (alles)
May 2024
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
ZInsontleden (alles)
March 2024
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Zinsontleding
June 2023
- Lesson with
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
L17 Zinsdelen
April 2024
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
March 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsontleden (alles)
27 days ago
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3