Aan het einde van de les kun je een autobiografisch verhaal schrijven en weet je wat een autobiografie is.
Slide 3 - Slide
Wat is een autobiografisch verhaal?
Slide 4 - Slide
Verschil tussen autobiografie en biografie
Autobiografie
De schrijver vertelt zijn eigen levensverhaal.
Biografie
De schrijver vertelt het verhaal van een ander.
Voorbeeld??
Slide 5 - Slide
Huiswerkopdracht
Schrijf jouw autobiografisch verhaal van je geboorte tot nu. Wie ben je? Welke belangrijke momenten zijn er in je leven geweest, waarom waren die belangrijk, wat heb je daar van geleerd?
Wat waren betekenisvolle momenten voor jou? Aan de hand van een tijdlijn neem je de lezer mee in jouw verhaal.
Het onderwerp voor je autobiografische verhaal ben jij!
Slide 6 - Slide
Waar moet een goed verhaal aan voldoen?
- Inleiding l kern l slot
- Pakkende opening (wat wil je de lezer vertellen?)
- Relevante wetenswaardigheden m.b.t. onderwerp
(smeuïge details / gevolgen etc.)
- Goede eindzin
Is hele verhaal verteld? (chronologische volgorde). Oneliner
Slide 7 - Slide
Vervolg....
Beschrijf jezelf in max 10 woorden
Dus schrijf het eerste wat in je opkomt op.
Slide 8 - Slide
Vervolg....
- Wat is het belangrijkste moment in je leven?
Wat was het leukste moment in je leven
Wat was het vervelendste moment in je leven?
Waar ben je geboren?
- Bedenk ook waar in het verhaal deze antwoorden voorkomen: inleiding - kern - slot
Slide 9 - Slide
Welke acht woorden moeten terugkomen in je verhaal?
Slide 10 - Slide
schrijftips
schrijven is schrappen
Laat de volgende woorden zoveel mogelijk weg: terwijl, toen, dus, toch, vaak, soms, meestal, namelijk, heel, maar, uiteindelijk, eigenlijk etc.
Slide 11 - Slide
voorbeelden
de vrouw is heel slim --> beter: de vrouw is slim
We moeten op een stralingsmeter gaan staan, die controleert of er radioactieve deeltjes op ons lichaam zitten. Ik kijk naar het stof op mijn arm en mouw. Maar het apparaat gaat niet af.
Slide 12 - Slide
laat hww weg
laat hulpwerkwoorden zoveel mogelijk weg: zullen, kunnen, moeten, willen, mogen, worden, gaan etc.
Jan zal straks naar school gaan --> Jan gaat straks naar school
Debbie was aan het vakantievieren --> Debbie vierde vakantie
Slide 13 - Slide
schrijf beeldend
niet: Jan kijkt uit het raam, wel: Jan staart uit het raam/Jan tuurt door het raam
niet: twee oude mannen praten met elkaar op een bankje, wel:
twee oude mannen keuvelen/discussieren/ schreeuwen etc.
Slide 14 - Slide
schrijf beeldend
niet: de hond doet gemeen, wel: de hond bijt/verscheurt etc.
niet: oma komt naar huis, wel: om rijdt in haar scootmobiel naar huis
KORTOM: als je schrijft, moet de lezer het als ware als een film voor zich zien
Slide 15 - Slide
tonen i.p.v. vertellen
1. "Er werd bij mij ingebroken en ik was bang."
2. "Ik hoorde geritsel op de gang. Mijn adem stokte. Een druppel zweet liep langs mijn voorhoofd. Was het een man? Ik hoorde voetstappen...Mijn mond was droog. Langzaam, om geen geluid te maken, pakte ik een zware kandelaar van tafel."
Slide 16 - Slide
Aan de slag!
Start met het schrijven van je verhaal.
Je autobiografisch verhaal komt in je IBM, dus doe je best!