1 Was het een onverwachte misdaad (boete/voorval) of één die goed was voorbereid?
2. Wat deed je vóór dat specifieke moment?
3. Waar was je?
4. Was het ochtend, middag, avond, nacht?
5. Wat zag je om je heen aan dingen, kleuren?
6. Wat voor geluiden hoorde je?
7. Waar rook het naar?
8. Was je alleen of met anderen? Zo ja, met wie?
9. Hoe was de sfeer?
10. Wat deed je op dat moment? Wat had je ook kunnen doen?
11. Wat voor gedachten had je? Wat schoot er door je hoofd?
12. Hoe voelde je je?
13. Werd er iets gezegd? Schrijf een paar zinnen op die je je kunt herinneren.
14. Wat deed je daarna?