V2 Grammatica 5: taalkundig ontleden voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom v2at!

Programma

1. 10 minuten lezen
2. Huiswerkopdrachten nakijken
3. Grammatica 5: taalkundig ontleden (voornaamwoorden)
4. Afsluiting en vooruitblik
   

10 minuten lezen

De tijd die ik had ingeschat voor het maken van het huiswerk klopte.

ja

nee

zo ongeveer

Opdracht 1 nakijken

a zelfstandige naamwoorden: musical, Sunset Boulevard, Hollywood, jaren vijftig

lidwoorden: de, het, de

b zelfstandige naamwoorden: regie, musical, zin, woord

bijvoeglijke naamwoorden: ouderwets, goede

lidwoorden: de, het

c zelfstandige naamwoorden: privacywet, weken, sportverenigingen, Nederland, administratie

bijvoeglijke naamwoorden: nieuwe, Europese, duizenden

lidwoorden: de

d zelfstandige naamwoorden: Sportverenigingen, toestemming, ouders, foto’s, jeugdleden

e zelfstandige naamwoorden: aantal, vliegbewegingen, Schiphol, jaren

bijvoeglijke naamwoorden: afgelopen

lidwoorden: het, de

f zelfstandige naamwoorden: circusvrachtwagen, olifanten, maandag, snelweg, Spanje

lidwoorden: een, een

Opdracht 2 nakijken

a in, van

b aan, in, van

c over, in, in, in

d onder, van, van

e van, naar

f met, langs, in

Opdracht 3 nakijken

a ooit

b explosief

c altijd, daar, wel

d zeker, nog, langer

e waarom, ook, altijd

f morgen, minstens

Wat is taalkundig ontleden?

Maak een zin met daarin alle woordsoorten die je vorig jaar geleerd hebt.

Grammatica 5

Doel: Je leert wat een aanwijzend, betrekkelijk, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.

Bijvoorbeeld: 

Ik ben de beste.

Zij houden van snoep.

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)

Het bezittelijk voornaamwoord staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord. 

Het zelfstandig naamwoord is dan van iemand.

Bijvoorbeeld: 

Dat is mijn fiets.

Jouw jas hangt op de kapstok.

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw.)

Het woord zegt het al; het aanwijzend voornaamwoord wijst (bijna) letterlijk iets of iemand aan.

Bijvoorbeeld: 

Dat is mijn zusje. 

Deze fiets is stuk.

Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw.)

Het betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op het woord dat of de zin die eraan vooraf gaat.

Bijvoorbeeld: 

De jongen die geselecteerd werd, was niet de beste. 

Het regende gister de hele dag. Dat vond ik vervelend.

1. pers. vnw
2. bez. vnw
3. aanw. vnw
4. betr. vnw

Het meisje dat daar staat.

dat = ?

1. aanw. vnw
2. betr. vnw
3. onbep. vnw
4. bez. vnw

1. aanw. vnw
2. bez. vnw
3. betr. vnw
4. pers. vnw

Is die rode fiets niet van jou?
jou = ?

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Jij brandt je aan die kaars.
jij = ?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord

Jij houdt je boek verkeerd vast.
je = ?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord

Heb je je vanochtend wel gewassen?
1e je = ?

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord

Het meisje dat haar naam in mijn hand schreef, is mijn buurmeisje.
dat = ?

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. onbepaald voornaamwoord
3. bezittelijk voornaamwoord
4. vragend voornaamwoord

Haar haar is veel te lang.
1e haar =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerig voornaamwoord
4. wederkerend voornaamwoord

Het spel dat ik gisteren speelde, heet FIFA.
dat = ?

1. aanwijzend voornaamwoord
2. lidwoord
3. bijwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Haar jurk is haar te klein geworden.
Haar en haar = ?

1. 1. Haar = pers. vnw 2. haar = pers. vnw
2. 1. Haar = pers. vnw 2. haar = bez. vnw
3. 1. Haar = bez. vnw 2. haar = bez. vnw
4. 1. Haar = bez. vnw 2. haar = pers. vnw

Huiswerkopdrachten maken

• Maak opdracht 4 en 5 op pagina 23 van je boek. 
• Je krijgt de rest van de les de tijd. 
• Je mag zachtjes overleggen met je buur.

Leerwerkcheck!
Geef een of meerdere zinnen met daarin de voornaamwoorden uit deze les. Geef duidelijk aan welk woord, welk voornaamwoord is.

Afsluiting en vooruitblik

Volgende les: woensdag 24 januari

• Huiswerk: maken opdr. 4 en 5 (p. 23) + leren p. 186-189
• Meenemen: leesboek, boek, schrift, pen en LAPTOP
• Programma: grammatica 5 werkwoordsvormen