Semaine 5

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

V3, Semaine 5, 1er cours

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Aan het eind van deze les heb ik...

 

• het SO van chapitre 1, partie 1 gemaakt.
• iets voor jezelf gedaan.  

Activités en cours

• SO
• Ander vak: devoirs ou apprendre?

Fin du cours!

Aan het eind van deze les heb ik...

 

• het SO van chapitre 1, partie 1 gemaakt.
• iets voor jezelf gedaan.  

V3, Semaine 5, 2e cours

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Aan het eind van deze les kan ik ...

• de belangrijkste informatie uit een film begrijpen.

Aan het eind van deze les ken ik...

• de nationaliteiten en weet ik hoe ik de betekenis van woorden raad.

Activités en cours

• Exercice 20 (regarder)
• Exercice 21 (regarder)
• Exercice 22 (vocabulaire)
• Bespreken vocabulaire bron E

Fin du cours!

Aan het eind van deze les kan ik ...

• de belangrijkste informatie uit een film begrijpen.

Aan het eind van deze les ken ik...

• de nationaliteiten en weet ik hoe ik de betekenis van woorden raad.

Devoirs: apprends le vocabulaire E 

V3, Semaine 5, 3e cours

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Aan het eind van de les kan ik...

• een tijdschriftartikel over vakantie begrijpen.
• het stappenplan bij lezen gebruiken.

Aan het eind van de les ken ik...

•  woorden die te maken hebben met activiteiten.
  

Activités en cours

• Interroger voca E 
• Exercice 23 (parler)
• Exercice 24 (lire)
• Exercice 25 (vocabulaire)
• Exercice 26 (parler)

Traduis F-N:
la gare

1. de gare
2. de taaie
3. het station
4. de garage

Traduis F-N:
allemand(e)

1. Engels
2. Duits
3. Nederlands
4. Spaans

Traduis F-N:
la semaine dernière

Traduis F-N:
Vous avez fait du camping?

Traduis N-F:
slapen

1. dormir
2. vormir
3. sortir
4. partir

Traduis N-F:
ik wil

1. je pars
2. je peux
3. je sais
4. je veux

Traduis N-F:
ten eerste

Traduis N-F:
Nu, heb ik veel Franse vrienden.

Activités en cours

• Exercice 23 (parler)
• Exercice 24 (lire)
• Exercice 25 (vocabulaire)
• Exercice 26 (parler)

Fin du cours!

Aan het eind van de les kan ik...

• een tijdschriftartikel over vakantie begrijpen.
• het stappenplan bij lezen gebruiken.

Aan het eind van de les ken ik...

•  woorden die te maken hebben met activiteiten.
  

Devoirs: apprends le vocabulaire F