Grammatica zinsdelen - les 2 (persoonsvorm)

WELKOM

Bij Nederlands
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM

Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

10 min.
lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Hoeveel vragen van de oefentoets had je goed? 
15 of meer vragen goed? 
Je hebt het al onder de knie en kunt direct bezig met: 'Persoonsvorm' opdracht 6 t/m 10 (7 hoeft niet).

Minder dan 15 goed?
Eerst klassikale uitleg (herhaling)
Je gaat daarna nog even goed oefenen met: 'F. Persoonsvorm' opdracht 1, 3, 4 en 5. 



Kijk de opdrachten zelf na als je klaar bent (antwoorden komen op het bord).
Alles nagekeken? Maak enkele opdrachten naar keuze uit A 'Ontleden'.
timer
8:00

Slide 3 - Slide

VANDAAG
  • Uitleg zinsdelen (persoonsvorm)
  • Maken opdrachten: 
'F. Persoonsvorm'

Slide 4 - Slide

Hoe kun je de persoonsvorm 
in een zin vinden?

Schrijf drie manieren op.





timer
1:00

Slide 5 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. --> Mag ik mijn jas aantrekken?

  • De zin in een andere tijd te zetten. 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Ik mag mijn jas aantrekken. --> Ik mocht mijn jas aantrekken. 

  • Het getal van de zin veranderen. 
Maak van enkelvoud meervoud of andersom. 
Ik mag mijn jas aantrekken. --> Wij mogen onze jas aantrekken. 

Slide 6 - Slide

Zoek de persoonsvorm in de zin door:
  1. De zin vragend te maken
  2. De tijd te veranderen 
  3. Het getal van de zin te veranderen



Er loopt  een zwarte kat door de tuin.​













timer
3:00

Slide 7 - Slide

Zoek de persoonsvorm in de zin
  1. Loopt er een zwarte kat door de tuin? (vragend)
  2. Er liep een zwarte kat door de tuin. (tijd) 
  3. Er lopen zwarte katten door de tuin. (getal)



Er loopt  een zwarte kat door de tuin.​













timer
3:00

Slide 8 - Slide

Hoeveel vragen van de oefentoets had je goed? 
15 of meer vragen goed? 
Je hebt het al onder de knie en kunt direct bezig met: 'F. Persoonsvorm' opdracht 7 t/m 10. 

Minder dan 15 goed?
Maak F. Persoonsvorm: 1 t/m 5. 
Vervolgens uitleg over zinsdelen.



Kijk de opdrachten zelf na als je klaar bent (antwoorden komen op het bord).
Alles nagekeken? Maak enkele opdrachten naar keuze uit A 'Ontleden'.
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Hoe vind je de zinsdelen van een zin?
Stap 1. Zoek en onderstreep de persoonsvorm. 

Er loopt  een zwarte kat door de tuin.​

Stap 2. Welke woorden kun je samen vóór de persoonsvorm zetten? Die woorden zijn samen een zinsdeel.​
Er | loopt | een zwarte kat door de tuin.​
Een zwarte kat | loopt | er | door de tuin.​
Door de tuin | loopt | er | een zwarte kat.​

Er kan altijd maar één zinsdeel voor de persoonsvorm staan!​











Slide 10 - Slide

Wat zijn de zinsdelen in deze zin?
Schrijf de zin over. Noteer de persoonsvorm. 
Zet strepen tussen de zinsdelen.


De zwarte kat met witte sokjes loopt door de tuin.











Slide 11 - Slide

Wat zijn de zinsdelen in deze zin?
Schrijf de zin over. Onderstreep de persoonsvorm. 
Zet strepen tussen de zinsdelen.


De zwarte kat met witte sokjes / loopt  / door de tuin. 











Slide 12 - Slide

De volgende les:

Gaan we verder met het oefenen van zinsdelen. 

Slide 13 - Slide