4KDP taalverzorging H1 - H2

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nakijken 
Lesdoelen bespreken
Zelfstandig werken 

Slide 2 - Slide

Nakijken
Afspraken over nakijken:
  • Alle antwoorden staan goed in je schrift
  • Gebruik een andere kleur pen
  • Werk netjes

Opdracht 1 t/m 6 blz. 32  - 33 nakijken 

Slide 3 - Slide

Opdracht 1
1 a kunnen
b liggen
c kennen
d leggen

2 a Kun jij op 10 mei naar de film?
b Jelmer ligt elke avond om 10 uur op bed.
c Mijn opa heeft Johan Cruijff goed gekend.
d Leg de boeken maar in lokaal 12.

Slide 4 - Slide

Opdracht 2
1 Veel gasten leggen hun mobiel naast hun bord tijdens het eten.
2 Ik kan iedereen die op de schoolfoto staat bij naam noemen.
3 Ken jij de woordlijstwoorden van hoofdstuk drie al uit je hoofd?
4 Er liggen hier nog pepernoten van vorig jaar!
5 Wie heeft zijn handdoek in de kleedkamer laten liggen?
6 Als je kunt volleyballen, mag je meedoen met het schooltoernooi.
NB: in zin 6 is ‘je kan’ ook goed, maar veel mensen vinden ‘je kunt’ in schrijftaal wat netter.

Slide 5 - Slide

Opdracht 3
1 a* Omdat Anouk ziek is, kan ze de hele dag niks doen.
b Wie heeft mijn hardloopschoenen in de schuur gelegd?
c Ik lig goed op schema met de voorbereidingen voor mijn feest.
d* Vorig jaar kon Youri drie kilometer lopen bij de coopertest.
e Kom je nog even tv-kijken of lig je al te slapen?
f* Meneer, kunt u een stapje opzij doen, zodat ik ook de wedstrijd kan zien?
2 a* Omdat Anouk ziek is, wil ze de hele dag niks doen.
d* Vorig jaar wilde Youri drie kilometer lopen bij de coopertest.
f* Meneer, wilt u een stapje opzij doen, zodat ik ook de wedstrijd kan zien?

Slide 6 - Slide

Opdracht 4
1 a Een zwemmer heeft zijn handdoek al vroeg op een stoel gelegd.
b De handdoek ligt op een stoel bij het zwembad.

2 a Ken jij een clown die kan jongleren?
b Else kan jongleren met drie ballen.

Slide 7 - Slide

Opdracht 5
Beste meneer De Boer, kunt u onze toets Frans snel nakijken? Als ik een herkansing wil, moet ik die namelijk maandag al doorgeven. Dat zegt onze mentor.
Groeten van Heidy

Ik ben mijn sleutels vergeten, kun je die voor mij meenemen? Je pakt ze zo, want ze liggen op mijn bureau.
Bedankt! Roos


Slide 8 - Slide

Opdracht 6
1 smijten / smeden
Jan-Kees smeet de deur dicht.
2 ruiken / roken
Die sokken roken verschrikkelijk vies.
3 spellen / spelden
Onze docent speldt ons wel eens een verzonnen verhaal op de mouw.
4 missen / misten
Ik zag geen hand voor ogen, zo erg mistte het.

Slide 9 - Slide

Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet gebruiken en wanneer niet.
Ik zet een komma op de goede plek.
Ik weet welke leestekens ik moet gebruiken om te citeren. 
Ik kan 5 verschillende vormen van het werkwoorden goed schrijven .
Ik kan de werkwoorden kennen / kunnen en liggen/ leggen goed in een zin gebruiken. 

Ik weet welke woorden in los moet schrijven 
Ik weet welke woorden ik aan elkaar moet schrijven 
Blz. 28 t/m 31

Slide 10 - Slide

Deze woorden schrijf je aan elkaar
  • Werkwoorden die beginnen met woordjes als: op, over, na     Bijvoorbeeld: ophalen, nakijken, terugsturen
  • Woorden die samen één begrip vormen.                     Bijvoorbeeld: scheurkalender, wegwerpverpakking,   tweekamerflat = twee zelfstandige naamwoorden die samen 1 begrip vormen
  • woorden met er-, daar-, hier- en waar- plus een voorzetsel

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Boek
Wat?
Blz. 56 - 57
Opdr.  1 t/m 7
Hoe?
Zelfstandig 
Hoe lang?
25 minuten 
Resultaat?
Huiswerk af 
Klaar?
Woordenschat hoofdstuk 1 blz. 24 t/m 27 alle opdrachten 

Slide 15 - Slide

Lesevaluatie 

Slide 16 - Slide