Les 4kda, Taalverzorging: spelling en formuleren lH1 - HIN

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Zitten volgens plattegrond 
  • Telefoon in de tas, jas op de kapstok/kluis 
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Slide

Fijn dat je er bent!
Pak je lesboek op blz 22, 
je etui met een 
pen en log in op deze LessonUp. 




timer
3:00

Slide 3 - Slide

Vandaag
  • Huiswerkcontrole 
  • Herhaling lastige werkwoorden 
  • Aan de slag   
  • Vragen stellen 
  • Evaluatie 

Slide 4 - Slide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad 
  • Schrift
  • Pen

Slide 5 - Slide

Huiswerk bespreken

huiswerk. Blz 31. 


Opdracht 3 en 5. 

Slide 6 - Slide

Opdracht 3
1 De hond speurde naar de verstopte botten.
2 Tijdens de les tikte Jorn op zijn tafel, omdat hij zich verveelde.
3 Wie bedenkt nou zo’n raar verhaal als De gestreepte zebra?
4 Wow, die loeihard geslagen bal suist rakelings langs mijn hoofd!
5 Je hebt veel mensen beledigd met die overdreven opmerking.
6 Als je de app helemaal geprogrammeerd hebt, upload je het bestand naar de server.

Slide 7 - Slide

Opdracht 5
1 Luid zingend fietsten we vorige week na het kamp naar huis.
2 Opgepast, overstekend wild! of: Pas op, overstekend wild!
3 Kletsend en lachend meldden de uitgestuurde leerlingen zich gisteren bij de directeur.
4 Ben jij liftend naar huis gekomen?

Slide 8 - Slide

Ik heb het huiswerk goed gemaakt en begrijp wat ik fout heb gedaan.
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

lastige werkwoorden

Slide 10 - Slide

Lesdoelen
- Je leert hoe je  lastige werkwoorden  kunt vervoegen en spellen,

zoals: liggen/leggen/kennen/kunnen

Slide 11 - Slide

kennen/kunnen      en       liggen/leggen

Slide 12 - Slide

Aan de slag 
Ga naar blz 32. Maak in stilte opdracht 1, 2 en 3. 

Hulp nodig? Steek je vinger op, dan kom ik bij je. 

Als iedereen goed werkt, hebben jullie voor woensdag
GEEN huiswerk. 

timer
12:00

Slide 13 - Slide

Lastige werkwoorden
Opdracht 1
1 a kunnen
b liggen
c kennen
d leggen

Slide 14 - Slide

Lastige werkwoorden
2 eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
a Kun jij op 10 mei naar de film?
b Jelmer ligt elke avond om 10 uur op bed.
c Mijn opa heeft Johan Cruijff goed gekend.
d Leg de boeken maar in lokaal 12.





Slide 15 - Slide

Opdracht 2
1 Veel gasten leggen hun mobiel naast hun bord tijdens het eten.
2 Ik kan iedereen die op de schoolfoto staat bij naam noemen.
3 Ken jij de woordlijstwoorden van hoofdstuk drie al uit je hoofd?
4 Er liggen hier nog pepernoten van vorig jaar!
5 Wie heeft zijn handdoek in de kleedkamer laten liggen?
6 Als je kunt volleyballen, mag je meedoen met het schooltoernooi.
NB: in zin 6 is ‘je kan’ ook goed, maar veel mensen vinden ‘je kunt’ in schrijftaal wat netter.

Slide 16 - Slide

Opdracht 3
1 a* Omdat Anouk ziek is, kan ze de hele dag niks doen.
b Wie heeft mijn hardloopschoenen in de schuur gelegd?
c Ik lig goed op schema met de voorbereidingen voor mijn feest.
d* Vorig jaar kon Youri drie kilometer lopen bij de coopertest.
e Kom je nog even tv-kijken of lig je al te slapen?
f* Meneer, kunt u een stapje opzij doen, zodat ik ook de wedstrijd kan zien?
2 a* Omdat Anouk ziek is, wil ze de hele dag niks doen.
d* Vorig jaar wilde Youri drie kilometer lopen bij de coopertest.
f* Meneer, wilt u een stapje opzij doen, zodat ik ook de wedstrijd kan zien?

Slide 17 - Slide

Even oefenen

Slide 18 - Slide

1. 'Nog drie dagen werken en dan ... we lekker op het strand', zei mijn vader
A
liggen
B
leggen

Slide 19 - Quiz

2. De AH-bezorgers ... alle boodschappen op tafel.
A
liggen
B
leggen

Slide 20 - Quiz

3. Mijn oudere zussen ... elke zaterdag tot 13.00 uur in bed.
A
liggen
B
leggen

Slide 21 - Quiz

4. 'Sommige zwemmers ... de borstcrawl nog niet zo goed', zei de zwemtrainer.
A
kennen
B
kunnen

Slide 22 - Quiz

5. Een paar vakkenvullers ... de nieuwe bedrijfsleider nog niet.
A
kennen
B
kunnen

Slide 23 - Quiz

6. De volleyballers ... geen goede wedstrijdstrategie bedenken.
A
kennen
B
kunnen

Slide 24 - Quiz

7. De schoonmaker ... mijn spullen ergens anders neer.
A
legde
B
legt
C
lag
D
ligt

Slide 25 - Quiz

8. Mevrouw Smith houdt alles in de gaten; zij ... de hele buurt.
A
kende
B
kan
C
kon
D
kent

Slide 26 - Quiz

Ik weet wat het verschil is tussen leggen/liggen en kennen/kunnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 28 - Slide