1c: vr 18 februari les 20 de pv

Wat ga je vandaag doen?
- lezen!
- kijk de antwoorden van les 19 na!
- aan de slag met les 20!
- klaar? Drillster maken van les 19 of 20
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat ga je vandaag doen?
- lezen!
- kijk de antwoorden van les 19 na!
- aan de slag met les 20!
- klaar? Drillster maken van les 19 of 20

Slide 1 - Slide

Tijden van het werkwoord
stap 1: haal alle werkwoorden uit de zin
stap 2: staat er een vorm van hebben of zijn in de zin? 
ja = v nee =o
stap 3: in welke tijd staat de pv?
t.t = t         v.t = v
stap 4: + t van tijd = t

Slide 2 - Slide

Had jij al eerder naar klassieke muziek geluisterd?
A
VTT
B
VVT

Slide 3 - Quiz

Ik had een brief geschreven.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 4 - Quiz

Mijn opa heeft vroeger een orkest gedirigeerd.
A
VTT
B
VVT

Slide 5 - Quiz

Zo'n duidelijk zichtbare sterrenregen gebeurt niet vaak.
A
vvt
B
ott
C
ovt
D
vtt

Slide 6 - Quiz

Ik heb gitaar gespeeld.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 7 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik was in de gevangenis beland.
A
OTT
B
OVT
C
VTT
D
VVT

Slide 8 - Quiz

Wie heeft opdracht 1/m 6 van les 19 gemaakt?
(Eerlijk antwoord aub, want als dit niet zo is stellen we het bespreken van de antwoorden nog even uit!)

Slide 9 - Poll

Infinitief (hele werkwoord)
Wij gaan een appeltaart maken.

De persoonsvorm van deze zin = gaan.
Gaan kan dus geen infinitief zijn.
Maken blijft wel over, dit is wel een infinitief.
Dus:
Gaan = persoonsvorm, maken = infinitief.

Slide 10 - Slide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm. 
Het voltooid deelwoord is dus een vervoegd werkwoord. 
Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd is. 
Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 

Slide 11 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling op dit moment plaatsvindt. 

We spellen het onvoltooid deelwoord door -d of -de achter het hele werkwoord te zetten.

Lopend eet ik een appel.
Al pratende fietsen wij naar het station.
Genietend van de zon, lees ik een boek.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 19 - Quiz

De persoonsvorm heeft drie kenmerken.

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
De persoonsvorm
B
heeft
C
drie
D
kenmerken

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."

A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 21 - Quiz

Wat ga je nu doen?
- nakijken les 19
- maken les 20: opdracht 1 t/m 4
- klaar? Drillsters les 19

Slide 22 - Slide