09. Formuleren - trappen van vergelijking

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Startopdracht (5 minuten)
  2. Uitleg trappen van vergelijking (15 minuten)
  3. Zelf aan de slag (rest van de les, eerste tien minuten in stilte) 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Startopdracht (5 minuten)
  2. Uitleg trappen van vergelijking (15 minuten)
  3. Zelf aan de slag (rest van de les, eerste tien minuten in stilte) 

Slide 1 - Slide

Startopdracht
Ontleed de volgende zinnen
pv, wg, ow, lv, mv, bwb
1. Hij eet een ijsje op het terras. 
2. Morgen mogen wij naar de gymzaal fietsen. 
3. Gisteren heeft de buurvrouw hem een dreun gegeven. 

Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijking

H5. Formuleren

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
  • Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

stellende 
   trap
vergrotende 
trap
overtreffende 
trap
aardig
lekker
aardigst
saaier
lekkerder
liever
lekkerst
graag
meest 
fantastisch
liefst
saai
engst
vreemder
vreemd

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk
timer
1:00

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat gebruik je ...
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quiz

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan 2) dan
B
1) dan 2) als
C
1) als 2) dan
D
1) als 2) als

Slide 18 - Quiz

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quiz

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quiz

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quiz

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quiz

Zelf aan de slag/huiswerk
  • Maak: opdracht 1 t/m 5 op pagina 152 en 153 van je boek. Werk je online? Ga dan naar Hoofdstuk 5 - formuleren. Zorg dat je voor de opdrachten boven de 60% scoort.
  • Klaar? Laat het even controleren en dan mag je aan                de slag met je boekverslag.

  • De eerste tien minuten werken we in stilte.
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Bij Jumbo verdien je als vakkenvuller net zoveel ... bij Albert Heijn
A
Als
B
Dan

Slide 26 - Quiz

Het gras bij de buren is altijd groener ... bij ons
A
Als
B
Dan

Slide 27 - Quiz

Lana vindt dit blauwe jasje veel mooier ... dat rode
A
Als
B
Dan

Slide 28 - Quiz

Volgens Ahmed ben je met de trein net zo snel in Almere ... met de auto
A
Als
B
Dan

Slide 29 - Quiz

Hoe kan dat nou? (1)... koffie is veel warmer (2)... die van mij
A
1 = jou 2= als
B
1 = jou 2 = dan
C
1 = jouw 2 = als
D
1 = jouw 2 = dan

Slide 30 - Quiz