Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.
Startopdracht: lees in je leesboek
Lesboek Nieuw Nederlands
Leesboek
Schrift en pen
timer
15:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht.
Startopdracht: lees in je leesboek
Lesboek Nieuw Nederlands
Leesboek
Schrift en pen
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Lesdoelen
2. Mededelingen
3. Onbekende woorden
4. Aan het werk
5. Huiswerk en evaluatie
Slide 2 - Slide
Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
1. Ik weet wat fictie en non-fictie is.
2. Ik weet wat personages, hoofdpersonen, bijfiguren zijn. Ook weet ik wat inleven is.
3. Ik weet wat een woordraadstrategie is.
4. Ik weet welke woordraadstrategieën er zijn.
Slide 4 - Slide
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
Slide 5 - Slide
FictieNon-Fictie
verzonnen
(realistisch/niet-realistisch)
Voorbeelden:
leesboeken en strips
films
toneelstukken
gedichten
niet verzonnen
Voorbeelden:
schoolboeken
nieuwsberichten
kookboeken
handleidingen
Slide 6 - Slide
Personages
Wat is een personage?
Alle personen die een rol spelen in een verhaal.
1. De hoofdpersoon: het belangrijkste personage
2. Bijfiguren: andere personages
Inleven: je kunt het gedrag van de personages beter begrijpen door wat zij meemaken en door wat zij voelen.
Slide 7 - Slide
Onbekende woorden
Woordraadstrategie: de betekenis van een woord ontdekken door een strategie toe te passen.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Woordraadstrategieën
Een synoniem zoeken.
(Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis)
Kijk in dezelfde zin of de zin ervoor of erna.
Jantje was op vakantie heel erg blij. Hij was zo vrolijk omdat hij naar Frankrijk ging.
Slide 10 - Slide
Woordstrategieën
Een omschrijving zoeken.
(Een omschrijving is een verdere uitleg van wat erin de tekst wordt bedoeld)
Omschrijvingen kun je vaak vinden tussen haakjes of tussen komma's.
Jantje heeft in Frankrijk veel akkerbouw, een vorm van landbouw, gezien.
Slide 11 - Slide
Woordstrategieën
Een voorbeeld zoeken.
Er komt vaak een voorbeeld na de woorden: zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van. Of voorbeelden staan na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma's.
Tegenwoordig maakt iedereen gebruik van apps, zoals Snapchat en Instagram.
Slide 12 - Slide
Zelfstandig werken
Je werkt in stilte.
Maak opdracht 1, 2 en 3 van blz. 11 en 12.
Heb je vragen? Steek je hand op.
Klaar? Ga verder met fictie of ga lezen in je leesboek.
timer
5:00
Slide 13 - Slide
Samenwerken
Je mag zachtjes overleggen.
Maak opdracht 2 en 3 van blz. 11 en 12.
Heb je vragen? Steek je hand op.
Klaar? Ga lezen in je leesboek.
timer
10:00
Slide 14 - Slide
Huiswerk
Maken
Opdracht 2 en 3 van blz. 11 en 12.
Slide 15 - Slide
Lesdoelen
1. Ik weet wat fictie en non-fictie is.
2. Ik weet wat personages, hoofdpersonen, bijfiguren zijn. Ook weet ik wat inleven is.