221006 Spelling §10+11

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom H1b! 

We beginnen gelijk met lezen, dus pak je leesboek!

Lezen

Planning eerste periode:

Spelling

§1 t/m 4
§7 t/m 11

Leesvaardigheid

§1 t/m 3

Fictie (boek lezen

Toetsen eerste periode:

Spelling

Donderdag 13 oktober

Leesvaardigheid

Telt 2x mee

In week 44 (rond 1 november)

Fictie (boek lezen

Moet afgerond zijn.

In week 44 (rond 1 november)

Wat gaan we doen?

1. Spelling §10 + 11 uitleg
2. Oefenen spelling
3. Pauze
4. Bespreken oefentoetsje spelling §7-9
5. Tijd voor huiswerk

Leerdoelen

1. Ik kan voltooide en onvoltooide deelwoorden spellen.
   
   
2. Ik kan (on)voltooide deelwoorden die als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt goed spellen.
   
   
3. Ik kan werkwoordsvormen (pvtt, pvvt, etc) en werkwoordstijden (ott, ovt, etc.) herkennen en gebruiken.

WW-spelling

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT): stam+t

Persoonsvorm verleden tijd (PVVT): sterk = klankverandering

zwak: verlengproef of 't (e)x-kofschip 

WW-spelling

Voltooid deelwoord (VD): handeling is afgerond (voltooid), - staat een vorm van hebben, zijn of worden bij: 

Voor de laatste letter (d/t) kijk je naar sexy fokschaap/kofschip

Onvoltooid deelwoord (OD): handeling is aan de gang (onvoltooid)

spelling: hele werkwoord (infinitief) + d

Wij zijn naar school gefietst (VD)

Wij gaan fietsend naar school (OD)

Wij zijn gister naar school gefietst.

Gefietst =

1. Pvtt (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
2. Pvvt (persoonsvorm verleden tijd)
3. Vd (voltooid deelwoord)
4. Od (onvoltooid deelwoord)

Wij moesten gister naar school fietsen.

fietsen =

1. Pvtt (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
2. Pvvt (persoonsvorm verleden tijd)
3. Vd (voltooid deelwoord)
4. Infinitief (Heel werkwoord)

Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Van voltooid deelwoorden en onvoltooide deelwoorden, kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 

Soms zet je er een e achter

REGEL: spel het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

(ver)branden

VD:
Mijn hand is gisteren verbrand.

De verbrande hand (niet verbrandde)

OD:

Brandend ging het houtblok kapot

Een brandend houtblok.

Maar soms moet je voor de uitspraak wel tt of dd schrijven

bezette stoel (en niet bezete)

bekladde muur (beklade)

Ik heb mijn spullen al verzameld.

Heb =

1. Pvtt (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
2. Pvvt (persoonsvorm verleden tijd)
3. Vd (voltooid deelwoord)
4. Infinitief (Heel werkwoord)

De verzamelde spullen lagen klaar.

verzamelde =

1. Pvtt (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
2. Bn (bijvoeglijk naamwoord)
3. Vd (voltooid deelwoord)
4. Infinitief (Heel werkwoord)

Wat gaan we doen?

1. Spelling §10 + 11 uitleg
2. Oefenen spelling (10 minuten)
3. Pauze
4. Bespreken oefentoetsje spelling §7-9
5. Tijd voor huiswerk

Spelling §10 (blz. 258)

Ik begrijp dit:

Opdracht 2, 4, 6 en 7

Ik vind dit lastig:

Opdracht 1, 2, 4, 6 en 7.

Spelling §11 (blz. 260)

Ik begrijp dit:

Lees de theorie.

Maak opdracht 2, 3 en 6. Maak opdracht 4 voor een uitdaging.

Ik vind dit lastig:

Lees de theorie.

Maak opdracht 1, 2, 3.

We bespreken opdr. 2 over 10 minuten.

Spelling §10 - opdr. 2

Wat gaan we doen?

1. Spelling §10 + 11 uitleg
2. Oefenen spelling
3. Pauze
4. Bespreken oefentoetsje spelling §7-9
5. Tijd voor huiswerk

Pauze

Oefentoetsje nakijken

1. Ga naar LessonUp
2. Log in met je e-mail.
3. Ga naar de Nederlands lessen
4. Bekijk de uitslag en de feedback,

Heb je een onvoldoende? > vakflex Nederlands voor extra oefenen met spelling §7-9

Lager dan een 6,5? > Zelfstandig extra oefenen via www.cambiumned.nl 

Spelling §10 (blz. 258)

Ik begrijp dit:

Opdracht 2, 4, 6 en 7

Ik vind dit lastig:

Opdracht 1, 2, 4, 6 en 7.

Spelling §11 (blz. 260)

Ik begrijp dit:

Lees de theorie.

Maak opdracht 2, 3 en 6. Maak opdracht 4 voor een uitdaging.

Ik vind dit lastig:

Lees de theorie.

Maak opdracht 1, 2, 3.

Leerdoelen

1. Ik kan voltooide en onvoltooide deelwoorden spellen.
   
   
2. Ik kan (on)voltooide deelwoorden die als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt goed spellen.
   
   
3. Ik kan werkwoordsvormen (pvtt, pvvt, etc) en werkwoordstijden (ott, ovt, etc.) herkennen en gebruiken.