leg ze allebei met de opening naar boven neer nu heb je twee bakjes.
verdeel de watten over de twee bakjes
maak de ene watten vochtig met kraan water en de ander met iets naar keuze. (vochtig is genoeg de watten moeten niet zwemmen)
leg de zaadjes op de watten in de twee bakjes (evenveel in elke)
zet ze ergens neer waar licht is
maak elke dag foto's
als de watten droog zijn doe je er op nieuw weer vocht in. (we het juiste in het juiste bakje)
Slide 5 - Slide
zijn er nog vragen
Slide 6 - Slide
het overzicht
kenmerken van de 4 rijken
dierlijke cellen
dierlijke cellen hebben
-een celkern
plantaardige cellen
plantaardige cellen hebben - een celkern - een celwand - bladgroenkorrels
schimmelcellen
schimmelcellen hebben
- een celkern
- een celwand
Bacterie cel
bacterie cellen hebben
- celwand
Slide 7 - Slide
vissen
Leven in water, hebben schubben met daarop slijm. Ze halen adem via kieuwen.
hebben eieren zonder een schaal.
Slide 8 - Slide
amfibieën
Leven buiten en in het water, de huid is bedekt met slijm. haald adem met longen en zijn huid.
hebben eieren zonder een schaal.
Slide 9 - Slide
reptielen
Leven buiten en in het water. hebben droge schudden als huid en hebben longen.
hebben eieren met een zachte schaal.
Slide 10 - Slide
vogels
vogels leven op het land of in de lucht. hebben veren als huid en ademen met de longen.
hebben eieren met een harde schaal.
Slide 11 - Slide
zoogdieren
leven op het land en in het water. ze hebben een huid die bedekt is met haren en ademen met longen.
worden levend geboren zonder ei.
Slide 12 - Slide
twee verschillende groepen
er zijn bij de planten 2 verschillende groepen.
zaadplanten en sporenplanten.
Slide 13 - Slide
zaadplanten
de meeste planten die je kent zijn zaadplanten. In de bloemen die ze hebben ontstaan zaden. Uit een zaad kan een nieuwe plant groeien. bomen en struiken vallen ook onder de groep zaadplanten.
Slide 14 - Slide
sporenplanten
sporeplanten hebben geen bloemen. ze planten zich voort met behulp van sporen. mossen en varens zijn sporenplanten. Met behulp van de sporen kan een varen of mos zich voortplanten.