LEZEN 5 (3F) / feit, mening & argument

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

LEZEN 5

Feit, mening & argument

De uitleg in deze Lessonup hoort bij:

Lezen, luisteren, kijken

1.5 feit, mening & argument

Wat leer je in deze Lessonup?

• Je leert feiten en meningen herkennen.
• Je leert het verschil tussen een objectief en een subjectief argument.
• Je leert wat drogredenen zijn.

Een feit:

• Een feit kun je controleren.
• Een feit is iets wat echt zo is.

• Een week heeft 7 dagen.
• Een jaar heeft 4 seizoenen.
• Melk is wit.

• Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
• Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.
• Het heeft geen zin om te discussiëren over feiten, omdat ze aantoonbaar vast staan. 

Een mening:

• Een mening kun je niet controleren.
• Een mening is van jou.
• Je kunt het eens of oneens zijn met een mening.

• Een opleiding volgen is zonde van je tijd.
• Pizza's zijn niet lekker.
• Mensen met rode schoenen hebben geen gevoel voor mode.

• Je onderbouwt je mening met argumenten.
• Zo maak je jouw mening geloofwaardig.
• Dat doe je met signaalwoorden: ik vind ... omdat, want.

Smaken verschillen.

1. Feit
2. Mening

Onze docent Nederlands is een slimme man.

1. Feit
2. Mening

Het spelen van computergames is leerzaam.

1. Feit
2. Mening

GroenLinks is een progressieve politieke partij.

1. Feit
2. Mening

Er is geen beter land dan Nederland

1. Feit
2. Mening

Argumenten:

• Om iemand te overtuigen van jouw mening gebruik je argumenten.
• Geef je goede argumenten bij jouw mening? Dan zullen mensen eerder geneigd zijn jouw mening over te nemen.

• Er zijn objectieve argumenten en subjectieve argumenten.

• Wat is het verschil tussen deze twee?

Objectieve & subjectieve argumenten

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier.

1. Feit
2. Mening

13 x 13 = 169

1. Feit
2. Mening

Lachen is gezond.

1. Feit
2. Mening

Coca Cola is de beste cola.

1. Feit
2. Mening

Nederlands is één van de minst interessante vakken binnen de opleiding.

1. Feit
2. Mening

Het vak Nederlands is goed voor je algemene ontwikkeling.

1. Feit
2. Mening

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland. Amsterdam heeft prachtige grachten. In de 17e
eeuw werd Amsterdam de grootste handelsstad ter wereld. Dit kwam vooral omdat Hollandse schepen producten uit Zuidoost Azië meebrachten, die zeldzaam en duur waren. Tegenwoordig telt 

Amsterdam ruim 800.000 inwoners. De stad wordt
wereldwijd gezien als een bezienswaardigheid. Het vernieuwde Rijksmuseum trekt meer dan 8.000 bezoekers per dag. 

Bijna alle zinnen zijn feiten, maar één zin niet. Welke zin is dat?

Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland. Het is de mooiste stad ter wereld. Dit komt door de vele unieke grachten die de stad kent. Deze grachten zijn omzoomd met mooie bomen en prachtige huizen met pittoreske gevels. Amsterdam is ongetwijfeld ook de gezelligste stad ter wereld. Dit is te danken aan de vele sfeervolle cafés. Helaas zijn er ook nogal wat coffeeshops waar je softdrugs kunt kopen. Als die verboden waren, zou de stad nóg aantrekkelijker worden.

Bekijk per zin of het een feit, mening of argument is.

Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland (feit). Het is de mooiste stad ter wereld (mening). Dit komt door de vele unieke grachten die de stad kent (argument). Deze grachten zijn omzoomd met mooie bomen en prachtige huizen met pittoreske gevels (mening). Amsterdam is ongetwijfeld ook de gezelligste stad ter wereld (mening). Dit is te danken aan de vele sfeervolle cafés (argument). Helaas zijn er ook nogal wat coffeeshops waar je softdrugs kunt kopen (mening). Als die verboden waren, zou de stad nóg aantrekkelijker worden (argument).

Redenering + drogreden

Drogredenen deel 1

Drogredenen deel 2

Ik vind kattenfilmpjes op Instagram leuk, want ze maken mij aan het lachen.

1. overhaaste generalisatie
2. cirkelredenering
3. verkeerde vergelijking
4. bespelen van het publiek

Het is waar, want ik zag het op Youtube.

1. cirkelredenering
2. onjuist beroep op autoriteit
3. vals dilemma
4. persoonlijke aanval

Jij bent nog veel te jong om daar een oordeel over te geven.

1. bespelen van het publiek
2. verkeerde vergelijking
3. persoonlijke aanval
4. overhaaste generalisatie

Jij wilt niet naar Texel op vakantie? Nou, dan blijven we toch gewoon thuis.

1. bespelen van het publiek
2. vals dilemma
3. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
4. cirkelredenering

Onregelmatige diensten leiden tot slaapritmestoornissen, want sinds ik nachtdiensten draai, doe ik geen oog meer dicht.

1. overhaaste generalisatie
2. persoonlijke aanval
3. cirkelredenering
4. vals dilemma

De opleiding moet geen sportlessen verplichten, want ik fiets al elke dag naar school.

1. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
2. vals dilemma
3. bespelen van het publiek
4. verkeerde vergelijking

Iemand die vooraf geen proefexamen maakt, haalt een onvoldoende. Tim heeft een onvoldoende, dus hij heeft geen proefexamen gemaakt.

1. persoonlijke aanval
2. vals dilemma
3. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
4. cirkelredenering

Die games moeten verboden worden, want iedereen weet dat ze aanzetten tot geweld.

1. onjuist beroep op autoriteit
2. persoonlijke aanval
3. verkeerde vergelijking
4. bespelen van het publiek

Controle voor jezelf:

• je weet wat een mening is;
• je weet wat een feit is;
• je weet het verschil tussen beide;
• je weet nu dat je een mening met argumenten kunt onderbouwen;
• Je weet wat subjectieve en objectieve argumenten zijn.
• Je kent nu verschillende drogredenen.

NU Nederlands 3e editie:

De opdrachten:

• Als je alles hebt begrepen, ga je zelfstandig aan de slag met de opdrachten in NU Nederlands:

Lezen, luisteren, kijken / paragraaf 1.5:

Opdracht 1 t/m 4