Feedback en argumenteren

Argumenteren
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Argumenteren

Slide 1 - Slide

Vorige les:
Miscommunicatie en communicatieproblemen 
Pizza Verdi 

Slide 2 - Slide

Deze les:
Argumenteren 
leerdoelen:
-Je kent de begrippen argument en tegenargument
-Ken je het verschil tussen een feit en mening

Slide 3 - Slide

Standpunt:
Standpunt: mening over iets
Positief, negatief of twijfelachtig 
Signaalwoorden: ik vind dat, volgens mij, ik denk dat, dus, daarom, kortom, mijn conclusie is

Slide 4 - Slide

Feit
Een feit kun je controleren. Een feit is iets wat echt zo is

Een week heeft 7 dagen.
Een jaar heeft 4 seizoenen.

Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.
Het heeft geen zin om te discussiëren over feiten, omdat ze aantoonbaar vast staan. 

Slide 5 - Slide

Mening
Een mening kun je niet controleren.
Een mening is van jou.
Je kunt het eens of oneens zijn met een mening.
Een opleiding volgen is zonde van je tijd.
Ananas horen niet op Pizza's.
Je onderbouwt je mening met argumenten.
Zo maak je jouw mening geloofwaardig.
Dat doe je met signaalwoorden: ik vind ... omdat, want.

Slide 6 - Slide

Argument
Argument: verdediging of aanval van een standpunt

Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers

Feitelijke argumenten: waar of onwaar, controleerbaar (het is zo, òf niet).                                                  
                                                 Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want die zit bij mij om de hoek. 

Waarderende argumenten: argument geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk,
                                                          goed of slecht is. 
                                                          Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want ik vind het een fijne
                                                          winkel. 

Slide 7 - Slide

Pathé (bioscoop) moet pauzes invoeren

Slide 8 - Slide

Tegenargument
Tegenargument: ontkracht het standpunt of een argument.




Slide 9 - Slide

Drogreden
Wie is deze speler en wat is zo bijzonder aan hem?

Slide 10 - Slide

Jeugdopleidingen van voetbal slaan dus nergens op

Slide 11 - Slide

"Het is waar, want ik heb het op Facebook gelezen".

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Tweede gedeelte: Feedback

Slide 14 - Slide

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland. Amsterdam heeft prachtige grachten. In de 17e
eeuw werd Amsterdam de grootste handelsstad ter wereld. Dit kwam vooral omdat Hollandse schepen producten uit Zuidoost Azië meebrachten, die zeldzaam en duur waren. Tegenwoordig telt 
Amsterdam ruim 800.000 inwoners. De stad wordt
wereldwijd gezien als een bezienswaardigheid. Het vernieuwde Rijksmuseum trekt meer dan 8.000 bezoekers per dag. 
Bijna alle zinnen zijn feiten, maar één zin niet. Welke zin is dat?

Slide 15 - Slide

Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland. Het is de mooiste stad ter wereld. Dit komt door de vele unieke grachten die de stad kent. Deze grachten zijn omzoomd met mooie bomen en prachtige huizen met pittoreske gevels. Amsterdam is ongetwijfeld ook de gezelligste stad ter wereld. Dit is te danken aan de vele sfeervolle cafés. Helaas zijn er ook nogal wat coffeeshops waar je softdrugs kunt kopen. Als die verboden waren, zou de stad nóg aantrekkelijker worden.

Bekijk per zin of het een feit, mening of argument is.

Slide 16 - Slide

Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland (feit). Het is de mooiste stad ter wereld (mening). Dit komt door de vele unieke grachten die de stad kent (argument). Deze grachten zijn omzoomd met mooie bomen en prachtige huizen met pittoreske gevels (mening). Amsterdam is ongetwijfeld ook de gezelligste stad ter wereld (mening). Dit is te danken aan de vele sfeervolle cafés (argument). Helaas zijn er ook nogal wat coffeeshops waar je softdrugs kunt kopen (mening). Als die verboden waren, zou de stad nóg aantrekkelijker worden (argument).

Slide 17 - Slide

13 x 13 = 169
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quiz

Het vak Nederlands is goed voor je algemene ontwikkeling.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quiz

Lachen is gezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 20 - Quiz

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier.
A
Feit
B
Mening

Slide 21 - Quiz