Longen zijn weke, zachte organen en zitten veilig in de borstholte, beschermd door het borstbeen en de ribben. Het middenrif vormt de scheiding tussen borstholte en buikholte.
In de borstholte zit nog een ander vitaal orgaan, het hart.
Het hart lift iets meer naar links waardoor de linkerlong kleiner is dan de rechterlong. De lucht stroomt het ademhalingsstelsel binnen via de neusholte en de mondholte. Via de keelholte bereikt de lucht de luchtpijp. Die heeft een stevige structuur door de kraakbeenringen in de wand. Binnenin is de luchtpijp bekleed met een slijmlaag. Deze bevochtigt de lucht en houdt de stofdeeltjes vast.
Ter hoogte van de longen vertakt de luchtpijp in twee luchtpijptakken. Ze vervoeren de ingeademde lucht naar de longen. Vanuit de luchtpijptakken gaat de lucht verder naar de fijnere vertakkingen, de longtakjes. Deze monden uit in longblaasjes. Die zijn amper 0,1mm groot (de dikte van een blad papier). Je ziet ze dus niet met het blote oog.