- Te zacht/te hard/te langzaam/te snel praten
- Niet goed nadenken over je argumenten
- Geen tegenargumenten + weerlegging geven
- Geen overtuigende lichaamstaal
- Langdradig zijn
- Niet voorbereid zijn op vragen van het publiek
- Te veel (irritante) stopwoordjes
- Aan het einde het publiek geen vragen laten stellen