V6C - 26-01-2022 - Les 38

WELCOME
Today is the 26th of January

The Word of the Day is exasperate
verb | ig-ZASS-puh-rayt

"to cause irritation or annoyance to someone"
The flight delays began to exasperate people in the airport.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELCOME
Today is the 26th of January

The Word of the Day is exasperate
verb | ig-ZASS-puh-rayt

"to cause irritation or annoyance to someone"
The flight delays began to exasperate people in the airport.

Slide 1 - Slide

TODAY
After this lesson you will
  • ... know what to expect in P3
  • ... know more about spreekvaardigheid
  • ... have studied signaalwoorden
  • ... have worked on eindexamensite.nl
  • ... have checked your test

Slide 2 - Slide

LEESVAARDIGHEID
morgen, formatief

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden
Geven tekstverband aan.
Belangrijk voor je tekstbegrip!
  • wat is de functie?
  • wat is de vertaling?

Slide 4 - Slide

also
A
vertaling: ook functie: tegenstelling
B
vertaling: als functie: tegenstelling
C
vertaling: ook functie: opsomming
D
vertaling: als functie: tegenstelling

Slide 5 - Quiz

because
A
vertaling: omdat functie: conclusie
B
vertaling: omdat functie: reden/oorzaak
C
vertaling: aangezien functie: conclusie
D
vertaling: aangezien functie: reden/oorzaak

Slide 6 - Quiz

conversely
A
vertaling: daarentegen functie: tegenstelling
B
vertaling: toch functie: tegenstelling
C
vertaling: alsook functie: opsomming
D
vertaling: dus functie: conclusie

Slide 7 - Quiz

still
A
vertaling: tegenwoordig functie: tijd/volgorde
B
vertaling: tijdens functie: tijd/volgorde
C
vertaling: toch functie: tegenstelling
D
vertaling: tenzij functie: voorwaarde

Slide 8 - Quiz

bovendien (opsomming/uitbreiding)
A
what is more
B
furthermore
C
in addition
D
alle bovenstaande

Slide 9 - Quiz

therefore
A
daarom
B
ten eerste
C
voordat
D
daarvoor

Slide 10 - Quiz

Welk woord geeft géén gevolg/conclusie aan?
A
as a result
B
thus
C
hence
D
similarly

Slide 11 - Quiz

Welk woord geeft géén tegenstelling aan?
A
however
B
while
C
whereas
D
if

Slide 12 - Quiz

welk woord geeft géén voorbeeld aan?
A
initially
B
for example
C
for instance
D
such as

Slide 13 - Quiz

Welk woord geeft géén tegenstelling aan?
A
likewise
B
although
C
yet
D
but

Slide 14 - Quiz

Uitbreiding/
opsomming
Reden/
oorzaak
Tegenstelling
Gevolg/
conclusie
consequently
therefore
whereas
furthermore
as well as
meanwhile
for
since

Slide 15 - Drag question