Zinsdelen en woordsoorten

Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?

A
De leerlingen /hebben gisteren/ een kahoot /gemaakt
B
De leerlingen/ hebben /gisteren een kahoot /gemaakt
C
De leerlingen/ hebben/ gisteren/ een kahoot /gemaakt
D
De/ leerlingen/ hebben /gisteren/ een kahoot/ gemaakt
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?

A
De leerlingen /hebben gisteren/ een kahoot /gemaakt
B
De leerlingen/ hebben /gisteren een kahoot /gemaakt
C
De leerlingen/ hebben/ gisteren/ een kahoot /gemaakt
D
De/ leerlingen/ hebben /gisteren/ een kahoot/ gemaakt

Slide 1 - Quiz

Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?
A
Wij /lopen/ naar de stad/ om ijsjes/ te halen /voor de klas
B
Wij /lopen/ naar/ de stad/ om ijsjes/ te halen/ voor de klas
C
Wij /lopen/ naar de stad/ om/ ijsjes/ te halen voor de klas
D
Wij /lopen/ naar de stad/ om ijsjes/ te /halen /voor de klas

Slide 2 - Quiz

In het gezegde zit altijd de persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
gingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 4 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
De leerlingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 5 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
vandaag=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 6 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
naar school=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 7 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
las=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 8 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
De docent=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 9 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
een boek=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 10 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
aan de leerlingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 11 - Quiz

Wat is de BWB in de zin:
Ik geef vandaag geld aan een goed doel
A
Ik
B
geef
C
vandaag
D
een goed doel

Slide 12 - Quiz

Wat is de BWB in de zin:
Ik geef vandaag geld aan een goed doel
A
Ik
B
geef
C
vandaag
D
een goed doel

Slide 13 - Quiz

vandaag =
Ik geef vandaag geld aan een goed doel.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quiz

Heerenveen =
In Heerenveen staat een groot schaatstadion.
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quiz

leerlingen =
De docent las een boek voor aan de leerlingen.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

woordsoorten
Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
Gezegde
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden
Lijdend voorwerp

Slide 17 - Drag question