Zinsdelen en woordsoorten

Wat weet je nog?
Grammatica zinsdelen - woordsoorten
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat weet je nog?
Grammatica zinsdelen - woordsoorten

Slide 1 - Slide

Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?

A
De leerlingen /hebben gisteren/ een kahoot /gemaakt
B
De leerlingen/ hebben /gisteren een kahoot /gemaakt
C
De leerlingen/ hebben/ gisteren/ een kahoot /gemaakt
D
De/ leerlingen/ hebben /gisteren/ een kahoot/ gemaakt

Slide 2 - Quiz

Waaruit bestaat een werkwoordelijk gezegde?
A
PV=O=LV
B
alle werkwoorden in een zin
C
O=PV=LV=WG

Slide 3 - Quiz

In het gezegde zit altijd de persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
gingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 5 - Quiz

De leerlingen gingen vandaag naar school.
De leerlingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB

Slide 6 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
las=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 7 - Quiz

De docent las een boek voor aan de leerlingen.
De docent=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV

Slide 8 - Quiz

Wat is de PV in de zin:
Jan haalt een kaas op de markt in Gouda.

Slide 9 - Mind map

Waarom willen kleine kinderen nog wel graag lezen.
willen=

A
voorzetsel
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

woordsoorten
Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
Gezegde
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden
Lijdend voorwerp

Slide 11 - Drag question