les 3,4 h2 crisis

Transactiekosten zijn....
1 / 28
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

Transactiekosten zijn....

Slide 1 - Open question

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Fiduciair geld
Vroeger was de waarde van geld gelijk aan het materiaal. Tegenwoordig heeft geld geen waarde meer als we kijken naar het materiaal waarvan het gemaakt is. De waarde wordt ontleend aan het feit dat iedereen vertrouwen heeft in de waarde. Vandaar dat het huidige geld fiduciair geld is. 


fiducie= vertrouwen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

  De waarde van geld

a. nominale waarde: wat op het biljet staat


b. intrinsieke waarde : materiaalwaarde


c. interne waarde: de hoeveelheid goederen en diensten die je in je eigen land kunt kopen.


d. extern waarde: waarde in een vreemde valuta


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Door inflatie daalt/stijgt de interne waarde
A
daalt
B
stijgt

Slide 11 - Quiz

Inflatie heeft geen invloed op de nominale waarde van geld
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

De Europese Centrale Bank (ECB)

Slide 13 - Slide

ECB
Belangrijkste taak: bewaken interne waarde 
(koopkracht) van de euro.
Doelstelling ECB: inflatie rond de 2%.

Dit doen ze door ervoor te zorgen dat er niet te veel geld in omloop komt: de maatschappelijke geldhoeveelheid.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

ECB beïnvloed de rente

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Bij de ECB kun je een gewone spaarrekening openen
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Onder welk percentage moet de inflatie zijn volgens het monetaire beleid van de ECB?
A
1,5%
B
2%
C
3%
D
1%

Slide 20 - Quiz

De ECB verlaagt de rente.
Wat gebeurt er met de inflatie?
A
De inflatie blijft gelijk
B
De inflatie stijgt
C
De inflatie daalt

Slide 21 - Quiz

De ECB streeft naar een inflatie van ongeveer 2%. Wat zal de ECB doen wanneer de inflatie te laag wordt?
A
Rente verlagen
B
Rente verhogen
C
Wachten tot dat het vanzelf weer beter gaat
D
Minder geld in omloop brengen

Slide 22 - Quiz

De waarde die op het geld gedrukt staat noemen we ook wel
A
Intrinsieke waarde
B
Nominale waarde
C
Interne waarde
D
Extrinsieke waarde

Slide 23 - Quiz

Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
B
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en oppotmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video