Module 1 hoofdstuk 3 praktische economie

Transactiekosten zijn....
1 / 38
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

Transactiekosten zijn....

Slide 1 - Open question

Een docent met een klas van 10 leerlingen heeft een hogere arbeidsproductiviteit dan een docent met een klas van 30 leerlingen.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat de centrale bank doet, wat geldschepping inhoud, wat fiduciair geld is, verschil tussen giraal en chartaal geld, wat inflatie is, ken je de verschillende functies en vereisten van geld en ben je bekend met de wet van gresham.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Fiduciair geld
Vroeger was de waarde van geld gelijk het materiaal. Tegenwoordig heeft geld geen waarde meer als we kijken naar het materiaal waarvan het gemaakt is. De waarde wordt ontleend aan het feit dat iedereen vertrouwen heeft in de waarde. Vandaar dat het huidige geld fiduciair geld is. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

  De waarde van geld

a. nominale waarde: wat op het biljet staat

b. intrinsieke waarde : materiaalwaarde

c. interne waarde: de hoeveelheid goederen en diensten die je in je eigen land kunt kopen.

d. extern waarde: waarde in een vreemde valuta


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Door inflatie daalt/stijgt de interne waarde
A
daalt
B
stijgt

Slide 13 - Quiz

Inflatie heeft geen invloed op de nominale waarde van geld
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Wet van Gresham
Wet van Gresham:”Bad money drives out good money”. Munten met hoge intrinsieke waarde 
worden bewaard en alleen munten 
met lage intrinsieke waarde worden 
uitgegeven. 
“Bad money” blijft dus in omloop, “good money” verdwijnt.

Slide 15 - Slide

De Europese Centrale Bank (ECB)

Slide 16 - Slide

ECB
Belangrijkste taak: bewaken interne waarde (koopkracht) van de euro.
Doelstelling ECB: inflatie rond de 2%.

Dit doen ze door ervoor te zorgen dat er niet te veel geld in omloop komt: de maatschappelijke geldhoeveelheid.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

ECB beïnvloed de rente

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Bij de ECB kun je een gewone spaarrekening openen
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Onder welk percentage moet de inflatie zijn volgens het monetaire beleid van de ECB?
A
5%
B
2%
C
3%
D
1%

Slide 23 - Quiz

De ECB verlaagt de rente.
Wat gebeurt er met de inflatie?
A
De inflatie blijft gelijk
B
De inflatie stijgt
C
De inflatie daalt

Slide 24 - Quiz

De ECB streeft naar een inflatie van ongeveer 2%. Wat zal de ECB doen wanneer de inflatie te laag wordt?
A
Rente verlagen
B
Rente verhogen
C
Wachten tot dat het vanzelf weer beter gaat
D
Minder geld in omloop brengen

Slide 25 - Quiz

De waarde die op het geld gedrukt staat noemen we ook wel
A
Intrinsieke waarde
B
Nominale waarde
C
Interne waarde
D
Extrinsieke waarde

Slide 26 - Quiz

De Wet van Gresham luidt: ...
A
Bad money drives out good money
B
Good money drives out bad money

Slide 27 - Quiz

Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
B
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en oppotmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel

Slide 28 - Quiz


A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 29 - Quiz


A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 30 - Quiz

Lesdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat de centrale bank doet, wat geldschepping inhoud, wat fiduciair geld is, verschil tussen giraal en chartaal geld, wat inflatie is, ken je de verschillende functies en vereisten van geld en ben je bekend met de wet van gresham.

Slide 31 - Slide

Ik heb de lesdoelen gehaald

A
Ja
B
Deels
C
Nee

Slide 32 - Quiz

Zijn er nog vragen en of onduidelijkheden?

Slide 33 - Open question

Huiswerk
Digitaal maken vraag 1 t/m 30 hoofdstuk 3 module 1.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video