Wk 2 Trans geld herhaling

Rest Hoofdstuk 2
Transactiekosten
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Rest Hoofdstuk 2
Transactiekosten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 3
Jij kent de verschillende functies, vereiste en waarde van het geld.
Jij kunt aangeven of iets geld is.
Jij weet wat de relatie tussen de ECB en de maatschappelijke geldhoeveelheid is.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Havo: opg. 5 (blz. 37)
VWO: opg 5 (blz. 43)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

Fiduciair geld
Vroeger was de waarde van geld gelijk het materiaal. Tegenwoordig heeft geld geen waarde meer als we kijken naar het materiaal waarvan het gemaakt is. De waarde wordt ontleend aan het feit dat iedereen vertrouwen heeft in de waarde. Vandaar dat het huidige geld fiduciair geld is. 

Slide 11 - Slide

Filmpje
Kijkopdracht: aan welke eisen moet iets voldoen om als geld te kunnen functioneren?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Technische eisen geld
- geld moet deelbaar zijn
-geld moet handzaam zijn
- geld moet duurzaam zijn
- geld mag niet makkelijk na te maken zijn

Slide 14 - Slide

Fiduciair geld
Geld ontleent zijn waarde aan het vertrouwen dat mensen erin hebben en niet aan de waarde van het materiaal waarvan het is gemaakt.

Slide 15 - Slide

chartaal en giraal geld
Chartaal geld: contant geld
Giraal geld: het geld op de betaalrekeningen

Geld op de spaarrekening, is dat giraal geld?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

De waarde van geld
Intrinsieke waarde: de waarde van het materiaal waarvan het geld gemaakt is.
Nominale waarde / Extrinsieke waarde: de waarde die op het geld gedrukt staat.
Interne waarde: de koopkracht van het geld. De hoeveelheid middelen die je voor je geld kunt kopen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

  De waarde van geld

Zoek op:

a. nominale waarde: ..................

b. intrinsieke waarde : .....................

c. interne waarde: ................

d. extern waarde: ................


Slide 20 - Slide

  De waarde van geld

a. nominale waarde: wat op het biljet staat

b. intrinsieke waarde : materiaalwaarde

c. interne waarde: de hoeveelheid goederen en diensten die je in je eigen land kunt kopen.

d. extern waarde: waarde in een vreemde valuta


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wet van Gresham
Wet van Gresham:”Bad money drives out good money”. Munten met hoge intrinsieke waarde 
worden bewaard en alleen munten 
met lage intrinsieke waarde worden 
uitgegeven. 
“Bad money” blijft dus in omloop, “good money” verdwijnt.

Slide 23 - Slide

geld
algemeen aanvaard ruilmiddel
 ruilmiddel
 rekenmiddel
 spaarmiddel
chartaalgeld
giraal geld
fiduciair geld
deelbaar
handzaam
duurzaam
niet makkelijk na te maken
nominale waarde
intrinsieke 
externe
interne

Slide 24 - Slide

De Europese Centrale Bank (ECB)

Slide 25 - Slide

0

Slide 26 - Video

ECB
Belangrijkste taak: bewaken interne waarde (koopkracht) van de euro.
Doelstelling ECB: inflatie rond de 2%.

Dit doen ze door ervoor te zorgen dat er niet te veel geld in omloop komt: de maatschappelijke geldhoeveelheid.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wanneer is iets geld?


                             Is de Bitcoin geld?

Slide 29 - Slide

Beantwoord de onderzoekvraag door antwoord te geven op de volgende vragen:
1. Wat is een bitcoin?
2. wat is geld?
3. Welke functies heeft geld?
4. Wat zijn de technische vereisten voor geld?
5. Welke soorten geld zijn er

Beantwoord nu de hoofdvraag: Is de Bitcoin geld?

Slide 30 - Slide

Goed opgelet?
Pak je tablet of telefoon erbij, hier volgen een paar vragen

Slide 31 - Slide

Peter heeft voor €2000 schade aan zijn auto. Welke functie van geld wordt hier gebruikt?
A
rekenfunctie
B
ruilfunctie
C
oppotfunctie

Slide 32 - Quiz

Het geld op mijn spaarrekening is een voorbeeld van
A
Giraal geld
B
Chartaal geld
C
geen van beide

Slide 33 - Quiz

De waarde van het materiaal waarvan geld gemaakt is noemen we
A
Extrinsieke waarde
B
Nominale waarde
C
Intrinsieke waarde
D
Interne waarde

Slide 34 - Quiz

Sandra krijgt €5,- zakgeld per week, daarvoor kan ze 5 keer een broodje halen in de kantine. Welke waarde van geld komt in bovenstaande voorbeeld aan de orde?
A
Extrinsieke waarde
B
Nominale waarde
C
Intrinsieke waarde
D
Interne waarde

Slide 35 - Quiz

De Wet van Gresham luidt: ...
A
Bad money drives out good money
B
Good money drives out bad money

Slide 36 - Quiz