Taak 5: interview

Taak 5
Maak vragen en houd een interview
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Taak 5
Maak vragen en houd een interview

Slide 1 - Slide

Hoe maak je een vraag?


Begin je zin met vraagwoorden.

Slide 2 - Slide

Welke vraagwoorden ken jij?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

De woordvolgorde in een zin
1. Persoon
2. Werkwoord
3. Extra informatie
Hij
fietst
naar school.

Slide 5 - Slide

De woordvolgorde bij een vraagzin
1. Werkwoord
2. Persoon
3. Extra informatie
Fietst
hij
naar school?

Slide 6 - Slide

De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?

Slide 7 - Slide

Herhaling: De afspraak
Als de vraagzin begint met een vraagwoord, dan is het tweede woord altijd een werkwoord. Daarna de persoon.
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Waar
koop
jij
kleding?

Slide 8 - Slide

Wie is de docent?
A
de tafel
B
de jas
C
Nancy
D
de school

Slide 9 - Quiz

Wat koopt hij?
A
een appel
B
het kind
C
de cursisten
D
de broer

Slide 10 - Quiz

Waar kom jij vandaan?
A
om acht uur
B
uit Nederland
C
vanmiddag
D
morgen

Slide 11 - Quiz

Hoeveel boeken heb jij?
A
morgen
B
de stoel
C
om twaalf uur
D
drie

Slide 12 - Quiz

Wanneer ga jij naar school?
A
in de pauze
B
buiten
C
op woensdag en vrijdag
D
in Dordrecht

Slide 13 - Quiz

Ik ga woensdag en donderdag naar school.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 14 - Open question

Vijf cursisten zitten in de klas.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 15 - Open question

Ik eet vanmiddag rijst met kip.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 16 - Open question

Rosa spreekt Nederlands.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 17 - Open question

Vraagsoorten
Er bestaan verschillende soorten vragen:

Open vragen:
Nodigen uit tot het geven van informatie. Beginnen vaak met wie, wat, waar, wanneer, waarom of hoe.
Voorbeeld: Hoe gaat het met je?

Gesloten vragen:
Deze vragen nodigen niet uit tot het geven van (veel) informatie. Je kunt ze beantwoorden door alleen 'ja' of 'nee' te zeggen. 
Voorbeeld: Vind je vakantie leuk?

Ook bestaan er gesloten vragen waarbij er verschillende antwoordmogelijkheden worden voorgesteld in de vraag. 
Voorbeeld: Hou je meer van kaas of van worst?

Slide 18 - Slide

Opdracht 1
Ga naar de Classroom.
Je gaat iemand interviewen over een sport of hobby.
Bedenk eerst (minimaal) vijf vragen.
Begin elke vraag met een vraagwoord. Schrijf de vragen op.



timer
15:00

Slide 19 - Slide

Elkaars vragen bekijken
Wissel van notebook of deel je document met een klasgenoot.

Beginnen alle vragen met een vraagwoord?
Gaan de vragen over een hobby of een sport?

timer
5:00

Slide 20 - Slide

Opdracht 2
Kies iemand die niet in je klas zit.
Stel de vragen en neem het interview op met je smartphone of mobieltje. Je maakt een geluidsopname. Daarna werk je de antwoorden uit. 



Vragen en antwoorden bewaren!
Je gaat je interview nog verwerken in een verslag tijdens de les van mevrouw Lizzy. 

Slide 21 - Slide

Interviewen is leuk!
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll