H2 - Herhaling

Startactiviteit
Maken - Uitgedeelde opgave

1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Startactiviteit
Maken - Uitgedeelde opgave

Slide 1 - Slide

2.1 Pinpas of portemonnee 
Je hebt geleerd in deze paragraaf:
  • Welke twee vormen geld voorkomen
  • Een nieuw saldo berekenen
  • Het verschil tussen directe en indirecte ruil
  • Op welke manier je met geld kunt betalen

Slide 2 - Slide

Wat is de formule voor het bereken van je saldo?
A
Oude saldo + ontvangsten - uitgaven = nieuwe saldo
B
Oude saldo - ontvangsten + uitgaven = nieuwe saldo
C
Oude saldo - uitgaven = nieuw saldo
D
Oude saldo + ontvangen = nieuwe saldo

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen giraal en chartaal geld?

Slide 4 - Open question

Noem een voorbeeld van directe ruil?

Slide 5 - Open question

Wat is GEEN vorm van elektronisch betalen?
A
Ideal
B
Bankpas
C
Contant
D
Telefoon

Slide 6 - Quiz

Wat houdt het begrip saldo in?
A
Geld gebruiken van een ander
B
Het bedrag dat op je bankrekening staat
C
Geld dat je overhoudt en niet uit geeft maar bewaart voor later
D
Geld terugbetalen dat je geleend hebt.

Slide 7 - Quiz

Aan de slag - Huiswerk
Blz. 84 Herhalingsopdrachten opgave 1 t/m 7

Slide 8 - Slide

Startactiviteit
Maken - Uitgedeelde opgave

Slide 9 - Slide

Agenda
- Startactiviteit + Bespreken
- Herhalen paragraaf 2.2
- Aan de slag - Huiswerk
- Afsluiting

Slide 10 - Slide

2.2 Pinpas of portemonnee 
Je hebt geleerd in deze paragraaf:
  • Welke redenen je kunt hebben om sparen
  • Wat rente is
  • Hoe je rente moet berekenen over een spaarrekening
  • Wat geldfuncties zijn

Slide 11 - Slide

Er zijn verschillende redenen om te sparen, welke hoort er NIET bij?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor onverwacht geld tekort
D
Sparen voor de rente

Slide 12 - Quiz

Benoem een voorbeeld die past bij sparen voor een doel

Slide 13 - Open question

Leg in eigen woorden uit wat rente is

Slide 14 - Open question

Rente wordt uit betaald per ....
A
Maand
B
Jaar
C
Week
D
Dag

Slide 15 - Quiz

Bij rekenen met rentepercentages maak je altijd gebruik van een ...?

Slide 16 - Open question

Er zijn drie geldfuncties, welke hoort er niet tussen?
A
Rekenmiddel
B
Spaarmiddel
C
Ruilmiddel
D
Leenmiddel

Slide 17 - Quiz

Geef een voorbeeld van de geldfunctie, ruilmiddel

Slide 18 - Open question

Aan de slag - Huiswerk
Maken Blz. 60 Herhalingsopdrachten opgave 8 t/m 13
Klaar? Nakijken herhalingsopdrachten + rekenopgave
Klaar? Oefentoets blz. 59
 

Slide 19 - Slide

Startactiviteit
Maken - Oefentoets blz. 82-83

Slide 20 - Slide

Agenda
- Startactiviteit 
- Bespreken huiswerkopgave
- Herhalen paragraaf 2.3
- Aan de slag - Huiswerk
- Afsluiting

Slide 21 - Slide

2.3 Pinpas of portemonnee 
Je hebt geleerd in deze paragraaf:
  • Welke redenen je kunt hebben om geld te lenen
  • Hoe een lening werkt en de kosten van een lening kunnen berekenen
  • Rekenen met een percentage

Slide 22 - Slide

Welke TWEE redenen zijn er om te lenen?

Slide 23 - Open question

Waar of niet waar? De kosten van een lening bestaat uit de rente
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Uit welke twee delen bestaat een maandtermijn?
A
Aflossing en polis
B
Aflossing en premie
C
Rente en Aflossing
D
Rente en krediet

Slide 25 - Quiz

Leg uit wat aflossen betekent

Slide 26 - Open question

Wat betekent kopen op afbetaling?

Slide 27 - Open question

Aan de slag - Huiswerk
Maken Blz. 86 Herhalingsopdrachten 2.3
Klaar? Nakijken herhalingsopdrachten 
Klaar? Oefentoets blz. 82
 

Slide 28 - Slide

Startactiviteit
Maken - Oefentoets blz. 82-83

Slide 29 - Slide

Agenda
- Startactiviteit 
- Huiswerkcontrole
- Bespreken herhalingsopdrachten
- Herhalen paragraaf 2.4
- Aan de slag - Huiswerk
- Afsluiting

Slide 30 - Slide

Huiswerkcontrole
Blz. 86 herhalingsopdrachten 2.3 

Slide 31 - Slide

2.4 Pinpas of portemonnee 
Je hebt geleerd in deze paragraaf:
  • Waarom je een verzekering afsluit
  • Hoe een verzekering werkt en bij wie je die afsluit
  • Je kunt een premie vaststellen
  • Weet je welk gevolg eigen risico heeft

Slide 32 - Slide

Wat is verzekeren?

Slide 33 - Open question

Welke verzekeringen zijn verplicht?
A
Zorgverzekering + WA-verzekering
B
Zorgverzekering + inboedelverzekering
C
WA-verzekeringen + reisverzekering
D
Inboedelverzekering + reisverzekering

Slide 34 - Quiz

Wat is een Polis?

Slide 35 - Open question

Ivar koopt een fiets van € 675 en verzekert hem voor drie jaar tegen diefstal en schade, wat is zijn premie?

Slide 36 - Open question

Jelte heeft een reisverzekering. Tijdens zijn vakantie raakt hij zijn koffer kwijt. Zijn schade is €585. Hij heeft een eigen risico van €65. Welk bedrag betaalt de verzekeringsmaatschappij?

Slide 37 - Open question


Slide 38 - Open question

Aan de slag - Huiswerk
Maken Blz. 87  Herhalingsopdrachten 2.4
Klaar? Nakijken herhalingsopdrachten + rekenopgave
Klaar? Oefentoets blz. 82-83
 

Slide 39 - Slide