This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Oefenen met hoofdstuk 2
Quiz
Slide 1 - Slide
2.1 Pinpas of portemonnee
Slide 2 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
- Video's om theorie op te halen
- Quizvragen --> rekenmachine
- Oefentoets maken --> om 09:20 beginnen
- Oefentoets bespreken
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
Wanneer je als dank voor het oppassen een nieuwe game krijgt is dit een voorbeeld van:
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 6 - Quiz
Je oude banksaldo was € 50,- je hebt € 30,- uitgegeven aan snoep. Je nieuwe banksaldo is € 60,- Hoeveel waren je inkomsten?
A
€ 10.-
B
€ 20,-
C
€ 30,-
D
€ 40,-
Slide 7 - Quiz
Je vergelijkt de prijzen van verschillende telefoonabonnementen. Wat is dan de functie van geld?
A
Spaarmiddel
B
Rekenmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 8 - Quiz
Je hebt € 300,- op de bankrekening staan. Je ontvangt 1,2% rente. Hoeveel is de rente dan na 1 jaar? Noteer het bedrag zonder euro teken en rond af op 2 decimalen.
Slide 9 - Open question
Je hebt 15 euro rente ontvangen. Je spaarbedrag was € 1.875,- Hoeveel procent is de rente over je spaargeld? Noteer het cijfer zonder procent teken en rond af op 1 decimaal
Slide 10 - Open question
Je mag pas geld lenen vanaf ...
A
14 jaar
B
16 jaar
C
18 jaar
D
20 jaar
Slide 11 - Quiz
Hierin staat wat er wel en niet verzekerd is
Andere naam voor de verzekeringsmaatschappij
Bedrag dat je moet betalen voor de verzekering
Als je een verzekering afsluit noemen we je de
Verzekeraar
Verzekerde
Premie
Polisvoorwaarden
Slide 12 - Drag question
Je hebt een verzekering afgesloten waarin je een eigen risico van € 35,- hebt. Je hebt nu voor € 60,- schade. Hoeveel krijg je vergoed?