H4 lijdend voorwerp afmaken woensdag + uitleg h4 formuleren

1MH1 - online les 09:00 - 09:30
Nodig: boek blz.106 , schrift en Lessonup
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1MH1 - online les 09:00 - 09:30
Nodig: boek blz.106 , schrift en Lessonup
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag  
1. Opening ~2 min
2. lijdend voorwerp bespreken ~5 min 
3. verder werken / trainen studiewijzerplus ~10 min 
4. Feedback en afsluiting ~5 min

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

H4 lijdend voorwerp blz.106
BESPREKEN

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Verder werken met H4 lijdend voorwerp
  • Klaar? Bedenk voor jezelf waar je nog extra training in kunt gebruiken. Vind je begrijpend lezen lastig? Of misschien werkwoordspelling? Dan heb je hier nu tijd voor om aan te werken!  Beter goed, dan snel!

  • NU: verder met het lijdend voorwerp opdracht 1 t/m 4. Klaar? Steropdracht / trainen studiewijzerplus. 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

FEEDBACK 1mh1 
https://padlet.com/DKremer1/ifyipsqexkt810z0

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting 1mh1
  • Lesdoel afgelopen lessen: Je kan het lijdend voorwerp vinden in een zin. 

  • H4 lijdend voorwerp nog niet af? HW voor maandag. 
Lever het in via de Classroom.

  • Schrijfdossier

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

1MH2 - online les 11:30 - 12:00  
Nodig: boek blz.106 , schrift en Lessonup
Camera aan - microfoon uit - actieve deelname 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vandaag (2e les) 
1. Opening ~2 min
2. raadsel ~3 min  
3. Aan de slag! ~15 min 
5. Feedback en afsluiting ~5 min 

Slide 8 - Slide

Raadsel delen en tonen! 
Aan de slag!
3 mogelijkheden:
  • Eerst de opdrachten lijdend voorwerp afmaken en nakijken
    Antwoorden zet ik op de Classroom. 
  • beginnen met h4 formuleren over de mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Bekijk eerst deze site: https://www.taaluilen.nl/mannelijk-vrouwelijk-onzijdig/
  • Extra oefenen met materiaal op Google Classroom of trainen via Studiewijzerplus. 
timer
10:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

FEEDBACK 1mh2 
https://padlet.com/DKremer1/3p44rv30zwnf44o


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting 1mh2: 
  • Lesdoel afgelopen lessen: Je kan het lijdend voorwerp vinden in een zin. 

  • H4 lijdend voorwerp nog niet af? HW voor maandag. 
Lever het in via de Classroom.

  • Schrijfdossier

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

de beurtbalkje // het beurtbalkje? Wat is goed? de/het

Slide 12 - Open question

balkje voor het scheiden van koopartikelen op een kassaband in bijvoorbeeld een supermarkt.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

de nestel / het nestel
A
de nestel
B
het nestel

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

de kwik lok / het kwik lok
A
de kwik lok
B
het kwik lok

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. 

Daarom variatie brengen! 

Hoe? ---> door verwijswoorden 

deze - die - dit - dat 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions




het-woorden 

dat, dit 

het --> dat + dit





De-woorden 
 
die, deze

de --> die + deze
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke woorden zijn verwijswoorden?
A
Die en deze
B
in en uit
C
Welke en wanneer

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting
Volgende les = maandag

Wat gaan we maandag doen? Wat moet je maandag af hebben? 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions