H5.4 KB De handel in thee

Economie H5.4(K)


De handel in thee
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EcoMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Economie H5.4(K)


De handel in thee

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog
van de vorige les?




Ga naar je lessonUp app

Slide 2 - Slide

Op welke manier beperken rijke landen de ontwikkeling van ontwikkelingslanden?
A
Ze zorgen voor een goede, eerlijke handel met ontwikkelingslanden.
B
Ze kopen geen producten uit ontwikkelingslanden.
C
Ze vragen invoerrechten op veel producten uit ontwikkelingslanden.

Slide 3 - Quiz

Natuurrampen hebben vaak veel invloed op de ontwikkeling van een land. Waar heeft een ontwikkelingsland het meest aan?
A
Dat men weet wat er gebeurt bij een natuurramp.
B
De juiste kennis. Hierdoor kun je gevolgen beperken.
C
Het goed kunnen voorspellen van natuurrampen.
D
Kennis om natuurrampen te kunnen voorkomen.

Slide 4 - Quiz

Wat kunnen de twee oorzaken van een hoog geboorte en een laag sterftecijfer zijn?
Vink twee antwoorden aan.
A
Het sterftecijfer onder kinderen is hoog.
B
Veel kinderen zijn nodig om mee te werken.
C
Minder mensen sterven door betere medische zorg.

Slide 5 - Quiz

Wat zijn twee goede manieren om kennis in ontwikkelingslanden te krijgen?
A
Goede schoolgebouwen bouwen op het platteland.
B
Mensen in het ontwikkelingsland vaardigheden aanleren.
C
Mensen in het ontwikkelingsland opleiden tot goede docenten.
D
Goede technische voorzieningen aanleggen.

Slide 6 - Quiz

Op ruwe katoen worden geen invoerrechten geheven en op katoenen shirts juist 12%.
Waarom doen rijke landen dat?
A
Omdat katoen niet in rijke landen groeit, dus dat willen rijke landen graag kopen.
B
Omdat katoen een slecht product is, dat kopen rijke landen toch niet.
C
omdat shirts in rijke landen niet worden gemaakt en daarom vragen ontwikkelingslanden een hogere prijs.

Slide 7 - Quiz

Bekijk de afbeelding

Slide 8 - Slide

Bekijk de afbeelding

Slide 9 - Slide

Hoe helpt techniek de natuur?
A
door mechanisatie
B
door robotisering
C
door automatisering
D
door extra inzet van mensen

Slide 10 - Quiz

Hoe kunnen kennis en techniek de landbouw in ontwikkelingslanden nog meer helpen?
A
Door betere gewassen is er meer opbrengst.
B
Door verbeterde irrigatiemethoden.
C
Door meer land te bewerken.
D
Door nieuwe bemestingsmethoden.

Slide 11 - Quiz

Waarom is een slechte regering niet goed voor de welvaart van een land?
A
De situatie in zo'n land is te onzeker om te investeren.
B
Die slechte regering bepaalt altijd wat er moet gebeuren.
C
Zo'n regering zorgt ervoor dat iedereen goed kan leven.
D
De inwoners van zo'n land werken niet hard.

Slide 12 - Quiz

Rijke landen werken de ontwikkeling van ontwikkelingslanden tegen. Hoe doen ze dat?
A
Ontwikkelingslanden krijgen slechte producten uit rijke landen.
B
Rijke landen zorgen voor een goede eerlijke handel.
C
Rijke landen kopen geen producten uit ontwikkelingslanden.
D
Rijke landen zorgen voor beperkende maatregelen in de handel (protectie)

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Samenvatting H5.4 KBL

Slide 15 - Slide

Begrippen H5.4 KBL

Slide 16 - Slide

Rekentrainer 5C KBL

Slide 17 - Slide

Prijs cacao per kg
Lijndiagram 2006: $1578 per ton
Let op! Een ton = ...kg?

Uitleg berekening:
$1578:1000=1,578 
1,578 x0,76 (wisselkoers $1 = €0,76)
Antwoord: €1,19928 = €1,20

Slide 18 - Slide

Procentuele stijging  of daling van de cacaoprijs
Om een procentuele stijging / daling te bereken gebruik je de formule:
(nieuw-oud):oud x 100 = 

Tip: gebruik de informatie uit de vorige opdracht, daar kun je (nieuw-oud / het verschil) terug vinden

Slide 19 - Slide

Indexcijfer berekenen
2009 = basisjaar = 100

2010 = 100 + 34 = 134

Je kunt dit ook bereken door:
(nieuw-oud):oudx100
(€2,86 - €2,00) : €2,00 x 100 = 34%
basisjaar/100 + 34 = 134

Slide 20 - Slide

indexcijfer?
Indexcijfers geven veranderingen weer.
Het is een getal dat aangeeft hoeveel een bepaalde grootheid in een bepaalde periode is veranderd (stijging/daling) ten opzichte van een afgesproken periode. 
Deze afgesproken periode noem je het basisjaar (100).
Grootheden zijn bijvoorbeeld: nationaal inkomen,omzet,import,export, afzet, enzovoort.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

ruilvoet

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

KBL
Maak H5.4 + rekentrainer 5C
LEES PRECIES!

Klaar: nakijken
Stel vragen als je het niet snapt!
Tijd over: maak op de site van Malmberg oefentoets H5 paragraaf 1,2,3 & 4

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video