H4 Taalverzorging - Tegenwoordige tijd van de persoonsvorm



1. Terugblik vorige les
2. Lesdoel van deze les
3. Wat weet je al?
4. Filmpje + vragen
5. Aan de slag met het huiswerk
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



1. Terugblik vorige les
2. Lesdoel van deze les
3. Wat weet je al?
4. Filmpje + vragen
5. Aan de slag met het huiswerk

Slide 1 - Slide

Gisteren de SO woordenschat,
hoe ging deze voor jullie gevoel?

Slide 2 - Mind map

Wat hebben we vorige week gedaan tijdens mijn les?

Slide 3 - Mind map


Lesdoel

Aan het eind van deze les kun je
uitleggen hoe je persoonsvormen
in de tegenwoordige tijd kan spellen.

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog over de tijden?
-Tegenwoordige tijd
-Verleden tijd
-Voltooide tijd

Slide 5 - Slide

Jay-Jay danst de sterren van de hemel.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 6 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin?

Loïs antwoordde op de mail van juf.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 7 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin?

Mike heeft zijn drinken gemorst.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 8 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin:

Leo heeft hard getraind voor zijn wedstrijd.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

In welke tijd kon juf Marijke de T vinden?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
D
In alle tijden

Slide 11 - Quiz

Straks moet je het alleen kunnen, even oefenen nog!

Slide 12 - Slide

Wat doe je met het hele werkwoord als je de ik-vorm wil weten?
Bijv. werkwoord is: Tekenen

Slide 13 - Open question

Wat is de ik-vorm van de persoonsvorm: Planten

Slide 14 - Open question

Wat is de ik-vorm van de persoonsvorm: verhuizen?

Slide 15 - Open question

Let op! 
De ik-vorm van een persoonsvorm eindigt NOOIT op een V of Z.

Denk hierbij aan de persoonsvormen:
verhuizen, geven, niezen en schrijven.


Slide 16 - Slide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: Wandelen
Ik ......
Jij/ hij/ zij .....
wij/ jullie/ zij .....


Slide 17 - Open question

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: Vinden
Ik ......
Jij/ hij/ zij .....
wij/ jullie/ zij .....

Slide 18 - Open question

Nu ga je zelf aan de slag!


Maken H4 paragraaf Taalverzorging - Over de tegenwoordige tijd van de persoonsvorm

Dat is huiswerk voor aankomende donderdag.

Slide 19 - Slide