W41 1H1 NE TAALVERZORGING §13 + §14

Week 41
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Week 41

Slide 1 - Slide

Opzet week 41 - 5 t/m 9 oktober
Les 1: taalverzorging
  • Trappen van vergelijking (blz. 56-57)
Les 2 en 3: taalverzorging
  • Samenstellingen (blz. 58-59)
Les 4: leesvaardigheid
  • PW lezen bespreken
Les 5: taaluur
  • Fictie

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • het correct noteren van een bijvoeglijk naamwoord.
  • het correct noteren van samenstellingen.

Slide 3 - Slide

Stappenplan
  1. Neem aan het begin van de week de LessonUp door.
  2. Lees de theorie in het boek wanneer dat nodig is.
  3. Noteer vragen die jij eventueel tijdens de les kunt stellen.
  4. Maak de oefenvragen wanneer deze aanwezig zijn in de LessonUp.
  5. Zorg dat je elke week de juiste taken maakt. Zie hiervoor de ontvangen planning.

Slide 4 - Slide

Les 1
Taalverzorging:
13. Trappen van vergelijking (blz. 56-57)

Start met het lezen van de theorie op bladzijde 56. Bekijk daarna de instructiefilmpje bij de digitiale methode van Kern. Daarna kun je verder met de LessonUp.

Slide 5 - Slide

Trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken. Naast de stellende trap (mooi) heb je de vergrotende trap (mooier) en de overtreffende trap (mooist). Van bijvoeglijke naamwoorden (zoals mooi) kunnen dus vormen worden afgeleid (mooier, mooist) die aangeven of de eigenschap ‘mooi’ sterk aanwezig is of zelfs heel sterk aanwezig is in vergelijking met een of meer andere zaken.

Slide 6 - Slide

Trappen van vergelijking

Als het bijvoeglijk naamwoord op een -r eindigt, verschijnt er in de vergrotende trap vaak een 'd':
  • duur - duurder - duurst
  • zuur - zuurder - zuurst
  • donker - donkerder - donkerst

Slide 7 - Slide

Trappen van vergelijking
Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een stomme -e, komt er in de vergrotende trap alleen een 'r' achter; de overtreffende trap wordt dan meestal omschreven met meest:
  • stupide - stupider - meest stupide (eventueel stupiedst)
  • morbide - morbider - meest morbide
  • roze - rozer - meest roze

Slide 8 - Slide

Trappen van vergelijking
Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -sd, -st of -isch, komt er in de vergrotende trap alleen een 'er' achter; de overtreffende trap wordt dan meestal omschreven met meest:
  • gevreesd - gevreesder - meest gevreesd
  • juist - juister - meest juist
  • logisch - logischer - meest logisch

Slide 9 - Slide

Trappen van vergelijking

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een s-klank, komt er in de overtreffende trap alleen een 't' achter: 
  • vers - verser - verst
  • boos - bozer - boost

Slide 10 - Slide

Les 2 en 3
Taalverzorging:
14. Samenstellingen (blz. 58-61)

Start met het lezen van de theorie op bladzijde 58 en 60. Bekijk daarna de instructiefilmpje bij de digitiale methode van Kern. Daarna kun je verder met de LessonUp.

Slide 11 - Slide

Samenstelling
Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig gebruikt kunnen worden. 
De combinatie van de losse woorden zorgen voor een nieuw begrip. 
Soms moet je in een samenstelling een liggend streepje (koppelteken) gebruiken om de leesbaarheid te vergroten.

Slide 12 - Slide

Samenstellingen - varianten
Er bestaan verschillende samenstelling:
  • samenstelling van zelfstandig naamwoorden:  maximumsnelheid, rugzak
  • samengestelde werkwoorden: verdergaan, nadenken, gebruikmaken
  • samenstelling met voorzetsels: erbovenop
  • samenstelling met klinkerbotsing: na-apen
  • samenstelling met een naam: Rabobankrekening, Tweede Kamerlid
  • samenstelling met een afkorting: tv-programma, arbodienst
  • samenstelling met gelijkwaardige delen: zwart-witfoto
  • samenstelling met een kern en een bepaling: interim-manager

Slide 13 - Slide

Samenstelling - aaneenschrijven
Samenstelling aaneenschrijven:
  • samengestelde woorden met één klemtoon: feestbeest, derdewereldland
  • samengestelde woorden met Engelse leenwoorden: sportoutfit, feelgoodmovie
  • samengestelde werkwoorden: nadenken, lesgeven
  • samenstellingen afgeleid van werkwoorden: kennismaking (kennismaken)
  • samengestelde woorden met bijwoorden en voorzetsels: erbovenop, daarna, eraf
  • samengestelde bijvoeglijk naamwoorden: veelgestelde

Slide 14 - Slide

Samenstellingen - tussenklank
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: huis + deur = huisdeur. Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e- of -s-.

Zo bepaal je of je een -(e)n- moet toevoegen
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden: boekenbal, hondenriem.



Slide 15 - Slide

Samenstellingen - tussenklank
Schrijf geen -(e)n- (maar soms wel -e-) in deze gevallen:
• het eerste deel heeft geen meervoud: gerstebier, rijstepap;
• het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is: maneschijn, Koninginnedag;
• het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s: (postcode – postcodes) postcodeboek, (groente – groenten/groentes) groentewinkel;
• het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: armelui, brekebeen;
• het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: beresterk.




Slide 16 - Slide

Samenstellingen - tussenklank
Zo bepaal je of je een -s- moet toevoegen
Als je in een samenstelling een -s- hoort, dan schrijf je die ook: regeringsbesluit, overgangsregeling.

Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een ander woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging hoort: oorlogsschip, want oorlogsbuit; mijnwerkersstaking, want mijnwerkerslamp. Maar: hoofdstraat, want hoofddoek.





Slide 17 - Slide

Samenstellingen - tussenklank
Zo bepaal je of je een -er- moet toevoegen
Je schrijft in een samenstelling -er- als het meervoud van het eerste woord eindigt op -eren.
  • kind - kinderen                          kinderfiets

  • ei - eieren                                      eierdop





Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Les 4

Leesvaardigheid:
Jullie maken tijdens de les de toets leesvaardigheid.
§2. informeren
§3. overtuigen en beschouwen
§4. activeren en amuseren

Slide 20 - Slide

Les 5
Taaluur

Slide 21 - Slide

Taken week 41

Taalverzorging:
13. Trappen van vergelijking opdrachten 7-9 (blz. 56-57)
14. Samenstellingen opdrachten 1-4, 6 (blz. 59)
+
Drillsteroefeningen taalverzorging 12, 13 en 14 online

Slide 22 - Slide