Oplossingsgericht in gesprek

1 / 16
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolMBOvwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Tweetal
Waar hoop je op?

Wanneer zou deze workshop nuttig voor jou zijn?


Slide 2 - Slide

Visie oplossingsgericht werken
- Leerlingen beschikken over eigen capaciteiten en hulpbronnen om tot een oplossing te komen
- Focus ligt op bepalen wat er al goed gaat en wanneer en dit proberen uit te breiden naar meer situaties

Waarom?
Versterken autonomie leerling, positieve relatie leerling-docent/mentor, versterken intrinsieke motivatie, versterken geloof in eigen kunnen.......

Slide 3 - Slide

Verschil

Probleemgericht model:
Probleem > >> Zoeken naar oorzaak, focus op probleem, verleden, wat is moeilijk, terugkijken
Manier van begeleiden: focus op probleem, zoeken naar oorzaak, advies geven

Versus

Oplossingsgericht model:
Probleem >>> Zoeken naar oplossing, mogelijkheden, toekomst, wat gaat er wel goed, uitzonderingen, gewenste situatie
Manier van begeleiden: leerling gestructureerd bevragen zodat deze zelf tot oplossingen komt.











Slide 4 - Slide

Uitgangspunten
> Als het niet werkt, doe dan iets anders
> Als iets wel (of beter) werkt, doe er meer van
> Degene die je begeleidt, weet zelf het beste wat werkt
> Kleine oplossingen kunnen tot grote veranderingen leiden
> Problemen en oplossingen zijn niet altijd direct aan elkaar gerelateerd
> Geen enkel probleem doet zich de hele tijd voor
>Stel vragen, vertel niet wat leerlingen moeten doen

 










Slide 5 - Slide

Casus gesprek
Lees de casus door.

Wat valt je op? (tweetal)


Slide 6 - Slide

Vraaggesprek: 5 stappen
1. Wat is lastig? (Waar heeft de leerling last van, wat vindt hij moeilijk? Hoe is iets een probleem voor de ander? Wat betekent dat?)

2. Wat is de wens? (Wat zou de ander graag willen bereiken, wat wil de leerling leren of beter kunnen? Wat moet er volgens de leerling gebeuren?)
3. Wat gaat er al goed? (Wat is er al van die gewenste situatie te merken? Op welke momenten gaat het beter? Wanneer lukt het al? Uitzondering!)
4. Hoe ziet een volgende stap eruit? (Waaraan zou de ander merken dat het beter gaat? Wat is er dan anders? Welk verschil maakt dat?)
5. Wat is nodig om een volgende stap te maken? (Wie of wat zou kunnen helpen om een volgende stap te maken?) 
                                                                                                                                                                         




Slide 7 - Slide

Oplossingstaal
Waar hoop je op? (En wat nog meer,...) 
Welk verschil zal dat voor jou maken? Welke voordelen zou dat geven?

Wat gaat er al wel goed? 
Hoe heb je dat gedaan?
Wanneer is het probleem er niet? (de uitzondering vinden!)
Wat deed je toen anders? En wat nog meer, en nog meer?...
Hoe merkt jouw vriend/je moeder/je docent dat er iets is veranderd?
Wat zal een volgende stap van vooruitgang zijn?

 







Slide 8 - Slide

Probleem of beperking?
• Probleem: een moeilijkheid waar een oplossing voor denkbaar is en waar de leerling
zelf invloed op kan hebben.


• Beperking: een situatie waar geen oplossing voor denkbaar is of waar de leerling zelf
geen invloed op kan hebben. 

Slide 9 - Slide


De schaalvraag

Slide 10 - Slide

De schaalvraag
1. De schaal vaststellen: welke situatie wil hij/zij veranderen. Wat betekent de 1 en 10?

2. Positie kiezen: waar sta je nu? Wat maakt het dat je al op een 5 staat? Wat gaat er al goed? Wat lukt al? Heb je al eens hoger gestaan? Wat was er toen anders?

3. Doel verkennen: met welke positie zou het kind tevreden zijn? Wat zou een eerste stap zijn? Wat zou er anders zijn bij 1 trede omhoog? En bij 2? Wat zouden anderen aan jou merken?

4. Vooruitgang / oefenen: in een volgend gesprek bespreken waar het kind dan wil staan.  Hoe gaat de leerling komende week oefenen? Wie kan hem/haar helpen? ("doe alsof" dag)



Slide 11 - Slide

Wondervraag
Sommige leerlingen vinden het moeilijk om precies te verwoorden wat ze lastig vinden.

Hiervoor is de wondervraag een goede methode.
Bij de wondervraag vragen we naar de situatie als het probleem is opgelost. Bijvoorbeeld door een toverstaf, een tijdmachine, een stap van 5 jaar in de toekomst o.i.d.














Slide 12 - Slide

In gesprek
1. Bedenk zelf een situatie of een leerling die je lastig vindt.

2. Ga met de ander in gesprek volgens de oplossingsgerichte methode (5 stappen of schaalvraag)

> handout

Slide 13 - Slide

Hoe verliep het gesprek?
Wat viel op?

Slide 14 - Mind map

Terugblik

Wat neem je mee?

Wat hoop je in de toekomst te gebruiken?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video